te bepalen. Wanneer smeerolie en filter voortijdig worden vervangen, zal de olie-analyse minder efficiënt zijn als hulpmiddel voor het bepalen van de
toestand van de apparatuur.
De volgende metaalelementen of vervuilende stoffen en hun mogelijke bronnen komen vaak voor in een olie-analyse.
Aluminium
Typische bronnen van aluminium zijn lagers, waaiers, afdichtingen of gietstukmateriaal. Een toename van het aluminiumgehalte in de smeerolie kan
wijzen op slijtage van een lager, waaier of ander onderdeel. Een toename van het aluminiumgehalte kan gepaard gaan met een to ename van het
gehalte aan andere slijtagemetalen.
Koper
Het koper kan afkomstig zijn van de verdamper- of condensorpijpen, koperen pijpen die worden gebruikt voor de smering en motorkoelsystemen of
koper dat overblijft van het fabricageproces. De aanwezigheid van koper kan gepaard gaan met een hoge TAN-waarde en een hoog vochtgehalte.
Een hoger gehalte aan koper kan ook afkomstig zijn van resterende minerale olie in machines die zijn omgebouwd naar R-134a, R-513A en R-
1234ze. Sommige minerale oliën bevatten slijtageremmers die reageren met koper en resulteren in een hoog kopergehalte in de smeerolie.
IJzer
IJzer in de smeerolie kan afkomstig zijn van compressorgietstukken, oliepompcomponenten, mantels, pijpplaten, pijpsteunen, asmateriaal en lagers
van draaiende elementen. Een hoog ijzergehalte kan ook afkomstig zijn van resterende minerale olie in machines die zijn omgebouwd naar R-134a,
R-513A en R-1234ze. Sommige minerale oliën bevatten slijtageremmers die reageren met ijzer en resulteren in een hoog ijzergehalte in de s meerolie.
Tin
Tin kan afkomstig zijn van lagers.
Zink
De lagers van Daikin-koelers zijn vrij van zink. Het kan evenwel afkomstig zijn van additieven in sommige mineraaloliën.
Lood
Lood in centrifugaalkoelers van Daikin is afkomstig van de schroefdraadafdichtingsproducten die worden gebruikt bij de assemblage van de koeler.
De aanwezigheid van lood in de smeerolie van Daikin-koelers wijst niet op slijtage van de lagers.
Silicoon
Silicoon kan afkomstig zijn van restdeeltjes van het fabricageproces, filterdrogermateriaal, vuil of anti -schuimadditieven van residuele mineraalolie
die nog in machines die voor R-134a, R-513A en R-1234ze zijn omgevormd kan voorkomen.
Vocht
Smeerolie kan in verschillende maten vocht in de vorm van opgelost water bevatten. Sommige polyolesteroliën kunnen tot 50 deeltjes per miljoen
(ppm) water bevatten uit nieuwe voordien ongeopende blikken/vaten. Andere bronnen van water kunnen het koelmiddel zijn (nieuw koelmiddel kan
tot 10 ppm water bevatten), lekkende verdamper- of condensorpijpen of oliekoelers, of vocht afkomstig van vervuilde olie, vervuild koelmiddel of
verkeerd behandelde olie.
Vloeibaar R-134a kan tot 1400 ppm water in oplossing bevatten bij 38 graden C. Met 225 ppm water opgelost in vloeibaar R-134a, zou er geen vrij
water vrijkomen tot een vloeistoftemperatuur van -30 graden C. Vloeibaar R-134a kan ongeveer 470 ppm water bevatten bij -9 graden C (een
dergelijke temperatuur is mogelijk in de verdamper bij ijstoepassingen). Aangezien zuur wordt geproduceerd door vrij water, i s het vochtgehalte niet
zo belangrijk zolang het niet in de buurt van het punt komt waarop vrij water vrijkomt.
De TAN-waarde (TAN = Total Acid Number) is een betere indicatie van een belangrijk probleem. Een TAN-waarde van minder dan 0,09 vergt geen
onmiddellijk ingrijpen. Een TAN-waarde van meer dan 0,09 vergt bepaalde ingrepen. Wanneer de TAN-waarde laag is en er regelmatig koelmiddelolie
verloren gaat (wat kan wijzen op een lek in het warmteoverdrachtoppervlak), is een hoog vochtgehalte in een olie-analyse waarschijnlijk veroorzaakt
door het verkeerd behandelen of besmetten van het oliemonster. Lucht (en vocht) kunnen door plastic recipiënten binnendringen. Metalen of glazen
recipiënten met een pakking in het deksel vertragen het binnendringen van vocht.
Samenvattend kunnen we dus zeggen dat één enkel element van een olie-analyse niet mag worden gebruikt als basis voor een schatting van de
algemene interne toestand van een Daikin-koeler. Men moet rekening houden met de eigenschappen van de smeermiddelen en koelmiddelen, en
kennis van de interactie van slijtagematerialen in de koeler bij de interpretatie van een analyse van metalen in de olie. Een periodieke olie-analyse
door een erkend laboratorium in combinatie met een trillingsanalyse van de compressor en een controle van het bedrijfslogboek kunnen nuttige
hulpmiddelen zijn om de interne toestand van een Daikin-koeler in te schatten.
Daikin raadt een jaarlijkse olie-analyse aan. Onder ongewone omstandigheden moet u op uw professioneel oordeel vertrouwen. Het kan bijvoorbeeld
goed zijn om een monster van de smeerolie te nemen kort nadat een unit weer in bedrijf gesteld is nadat ze eerst werd geopend voor
servicewerkzaamheden na vorige bemonsteringsresultaten of een defect. Houd rekening met de aanwezigheid van residuele materialen van een
defect bij de volgende analyse. Wanneer de unit draait, moet het monster w orden genomen uit stromende koelmiddelolie, niet van een plaats met
weinig of langzaam stromende olie.
D–EIMWC00803-21_04NL - 39/73