Inhoudsopgave
Advertenties
4.11
Olieverwarming
Het oliecarter is uitgerust met een verwarmingsdompelaar die in een pijp is geïnstalleerd zodat hij kan worden verwijderd zonder de olie te ver storen.
4.12
Veiligheidskleppen
Als veiligheidsmaatregel en om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen is elke koeler uitgerust met veiligheidskleppen op de condensor, de
verdamper en het oliecarterreservoir; deze kleppen zijn ontworpen (conform en 13136) en geïnstalleerd om bij brand de beperking van de schade te
garanderen.
De veiligheidskleppen op de condensor en verdamper zijn op een wisselinrichting geïnstalleerd, zodat één overdrukklep kan worden afgesloten en
verwijderd voor testen of vervangen, waardoor de andere in bedrijf blijft. Slechts één van de twee kleppen is op elk moment i n bedrijf. Waar vier
kleppen worden weergegeven, bestaan ze op sommige grote vaten uit twee ontlastkleppen die op elk van de twee wisselkleppen zijn gemonteerd.
Laat de wisselklep nooit in de tussenstand staan.
Ontlastkleppen moeten naar de buitenkant van een gebouw worden geventileerd in overeenstemming met de lokale installatievoorschriften.
De leidingaansluitingen op de veiligheidskleppen moeten uitgerust zijn met buigzame connectoren.
Verwijder de voor het transport gebruikte plastic pluggen (indien aanwezig) uit de binnenkant van de kleppen alvorens de leidingen aan te sluiten.
Wanneer er een ontluchtingsleiding is geïnstalleerd, moeten de leidingen worden aangelegd in overeenstemming met de plaatseli jke voorschriften;
daar waar de plaatselijke voorschriften niet van toepassing zijn, moeten de aanbevelingen van de recentste versie van de norm ANSI/ASHRAE 15
of EN 13136 worden nageleefd.
Ontluchtingsleidingen mogen slechts voor één afsluiter van de set worden gedimensioneerd, omdat er slechts één tegelijk in be drijf kan zijn.
Afb.°12- Typische ontluchtingspijpen
Afb.°13- Apparaat change-over
D–EIMWC00803-21_04NL - 29/73
Advertenties
Inhoudsopgave
