4.6
Waterleidingen
Als de vulling van de unit meer dan 500 kg bedraagt, moet er op het watercircuit een gassensor geïnstalleerd worden om
te bewaken op eventuele gaslekkages (EN 378).
4.6.1
Waterpompen
Vermijd het gebruik van 3600/3000-tpm (tweepolige) pompmotoren. Deze pompen produceren immers vaak veel lawaai en trillingen.
Er kan ook een frequentieverschil ontstaan door het klein verschil in het bedrijfstoerental van de pompmotor en dat van de centrifugaalmotor van
Daikin. Daikin beveelt 1750/1460 tpm (vierpolige) pompmotoren aan.
4.6.2
Aftappen bij het opstarten
Het water wordt in de fabriek afgetapt uit de vaten van de unit en de vaten worden verscheept zonder aftappluggen in de afsluiters (de pluggen zijn
opgeslagen in het bedieningspaneel) of met open vlotterkranen in de aftapopening. Breng de pluggen weer aan of draai de krane n dicht voordat u
het vat vult met vloeistof.
4.6.3
Waterleiding verdamper en condensor
Alle verdampers en condensors zijn standaard uitgerust met aansluitingen met groeven Victaulic AWWA C-606 (ook geschikt om te lassen) of
optionele flensaansluitingen. De installateur moet mechanische aansluitingen met de juiste maat en van het juiste type of adapters voorzien.
4.6.4
Belangrijke opmerking over lassen
Als aan de mechanische aansluitingen of flensaansluitingen moet worden gelast, moet u eerst de halfgeleider-temperatuursensor en
thermostaatvoelers uit de hulzen verwijderen om te voorkomen dat deze componenten beschadigd worden. Verder moet de unit naar behoren geaard
worden om de beschadiging van de unit regelaar te voorkomen.
Aansluitstukken voor de waterdrukmeters en meters moeten worden voorzien in de lokale leidingen aan de in- en uitlaataansluitingen van beide
componenten om de waterdrukval te meten. De drukval- en debietwaarden voor de verschillende verdampers en condensors zijn specifiek voor elke
installatie. Raadpleeg de oorspronkelijke specificaties voor de installatie voor deze informatie. Zie het typeplaatje op de c omponent voor de
identificatie.
De waterinlaat- en uitlaataansluitingen moeten overeenstemmen met de gecertificeerde tekeningen en sjablonen met aansluitstukmarkeringen. De
condensor is zodanig aangesloten dat het koudste water onderaan binnenstroomt om het onderkoelen te maxi maliseren.
Opmerking: Wanneer voor verwarmen en koelen een gemeenschappelijke leiding wordt gebruikt, moet ervoor gezorgd worden dat het water dat
door de verdamper stroomt niet warmer kan worden dan 43°C. Anders zou de aflaatklep koelmiddel kunnen lossen of zouden de
bedieningselementen beschadigd kunnen worden.
De leiding moet ergens op rusten om het gewicht en de last op de aansluitstukken en aansluitingen op te vangen. Isoleer de leidingen goed. Op
beide waterinlaatleidingen moet een waterfilter (maaswijdte 20) worden geïnstalleerd dat u kunt reinigen. Installeer voldoende afsluiters om het water
uit de verdamper of de condensor af te laten zonder het volledige systeem te moeten aflaten.
4.6.5
Debietregelaar
Een waterstromingsschakelaar moet worden geïnstalleerd om aan te geven of er voldoende water naar de componenten stroomt voordat de unit kan
starten. De stromingsschakelaar schakelt de unit uit wanneer de waterstroom wordt onderbroken en beschermt zo de verdamper te gen de vorst of
een te grote persdruk.
Thermische dispersiestromingsschakelaars en differentiaaldrukschakelaars zijn verkrijgbaar bij Daikin als in de fabriek geïnstalleerde optie. Zij
worden geïnstalleerd in een wateraansluiting van de verdamper en condensor en zijn bedraad in de fabriek.
De eigenaar kan een schoepenschakelaar voorzien voor lokale installatie en bedrading.
Als er losse debietregelaars worden gebruikt, moeten de elektrische aansluitingen in de schakelkast van de unit tot stand worden gebracht volgens
het bedradingsschema.
Afb. 8 - Montage debietregelaar
Stroomrichting gemarkeerd op de schakelaar
1" NPT aansluiting debietregelaar
T-stuk
D–EIMWC00803-21_04NL - 21/73