Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bedrading Stuurstroom; Stromingsschakelaars; Schakelaars In Het Bedieningspaneel; Eisen Voor Kabels - Daikin DWSC Vinrage C Series Handleiding Voor Installatie, Gebruik En Onderhoud

Inhoudsopgave

Advertenties

5.4

Bedrading stuurstroom

Een compressor mag alleen op snelheid worden gebracht als de juiste fasevolgorde en draairichting ingesteld zijn. Als de compressor in de verkeerde
richting opstart, kan er ernstige schade optreden. Dergelijke schade valt niet onder de productgarantie.
De aannemer die de installatie uitvoert is verantwoordelijk voor de isolatie van de motorklemmen van de compressor wanneer de spanning van de
unit 600 V of meer bedraagt. Dit moet gebeuren nadat de opstarttechnicus van Daikin de fasevolgorde en de draairichting van de motor heeft
gecontroleerd.
Het besturingscircuit op een centrifugaalkoeler van Daikin is ontworpen voor 400 V. De besturingsvoeding kan afkomstig zijn v an drie verschillende
bronnen:
1.
Als de unit wordt geleverd met een in de fabriek geïnstalleerde starter of VFD, is de voeding van het besturingscircuit in de fabriek bedraad
vanaf een transformator in de starter of VFD.
2.
Bij een door Daikin of door de klant volgens de specificaties van Daikin geleverde autonome starter of VFD zal een besturingstransformator
bevatten; deze vereist lokale bedrading naar klemmen in de klemmenkast van de compressor.
3.
Het vermogen kan geleverd worden door een gescheiden circuit. De onderbreker van het besturingscircuit moet gemarkeerd zijn om een
stroomonderbreking te voorkomen. Behalve bij servicewerkzaamheden moet de onderbreker altijd ingeschakeld blijven zodat de
olieverwarmingen blijven werken en voorkomen dat koelmiddel wordt verdund in de olie.
Als een afzonderlijke voedingsbron voor de besturing wordt gebruikt, moeten de volgende stappen worden genomen om
ernstig lichamelijk letsel of fatale gevolgen door elektrocutie te voorkomen:
1.
Breng een waarschuwing aan op de unit die aangeeft dat meerdere voedingsbronnen zijn aangesloten op de unit.
2.
Breng een waarschuwing aan op de onderbrekers van de hoofd- en besturingsvoeding die aangeeft dat de unit op
nog een andere voedingsbron is aangesloten.
In het geval dat een transformator stuurspanning levert, moet deze een nominale waarde hebben van 3 KVA, met een inschakelstr oom van minimaal
12 KVA bij 80% arbeidsfactor en 95% secundaire spanning.
5.5

Stromingsschakelaars

Op de klemmenstrook van het besturingspaneel van de unit zijn vergrendelklemmen voor de waterstroming voorzien voor lokaal geïnstalleerde
schakelaars. De vergrendelingen van de waterstroming moeten voorkomen dat de compressor pas werkt wanneer zowel de pomp voor het
verdamperwater als de pomp voor het condensorwater draaien en er stroming is. Als stromingsschakelaars niet in de fabriek geï nstalleerd en bedraad
worden geleverd, moeten ze door anderen in het veld worden geleverd en geïnstalleerd voordat de unit kan worden gestart.
5.6

Schakelaars in het bedieningspaneel

Er bevinden zich drie modusschakelaars in het centrale gedeelte van hete bedieningspaneel van de unit. Ze hebben de volgende functie:
Q0 - UNIT schakelt de koeler onmiddellijk uit zonder de normale uitschakelcyclus en biedt een nasmeerperiode.
Q1 - COMPRESSOR één schakelaar voor elke compressor op een unit, schakelt de compressor uit met de normale uitschakelcyclus voor het
ontladen en biedt een nasmeerperiode.
Q8 – KOELEN/VERWARMEN definieert de bedrijfsmodus van het systeem.
5.7

Eisen voor kabels

De op de stroomonderbreker aangesloten kabels moeten voldoen aan de isolatieafstand in de lucht en de oppervlakte-isolatieafstand tussen de
actieve geleiders en de massa, in overeenstemming met IEC 61439-1 tabel 1 en 2, en de plaatselijke nationale wetgeving.
De kabels aangesloten op de hoofdschakelaar moeten naar de voorgeschreven aanhaalmomenten worden aangescherpt met een sleutel, op basis
van de kwaliteit van de gebruikte schroeven, sluitringen en moeren.
Sluit de aardleiding (geel/groen) aan op de PE-aardingsklem.
De equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) moet een doorsnede hebben zoals aangegeven in tabel 1 van EN 60204-1 punt 5.2, hieronder
aangegeven.
Doorsnede van de koperen fasegeleiders voor voeding van de
In elk geval moet de equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) een doorsnede van ten minste 10mm
punt 8.2.8 van dezelfde norm.
D-EIMWC003H02-18_04NL - 32/73
Tabel 8 - Tabel 1 van EN60204-1 punt 5.2
apparatuur
S [mm
2
]
S ≤ 16
16 < S ≤ 35
S > 35
Minimale doorsnede van de externe koperen
beschermingsgeleider
Sp [mm
2
]
S
16
S/2
2
hebben, in overeenstemming met

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dwdc vintage c seriesDwsc vintage c seriesDwsc seriesDwsc

Inhoudsopgave