5
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
5.1
Algemene specificaties
Raadpleeg het specifieke elektrische schema van het aangekochte systeem. Als het schakelschema niet op het systeem staat aangegeven of verloren
raakt, neem dan contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant voor het aanvragen van een kopie.
Neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant bij afwijkingen tussen het elektrische schema en het paneel/ elektrische kabels.
Alle elektrische aansluitingen op de groep moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende wetten en
normen.
Alle werkzaamheden voor installatie, bediening en onderhoud moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Er bestaat gevaar op elektrische schokken.
De koelmachines van deze serie kunnen voorzien zijn van niet-lineaire hoogspannings- onderdelen (inverters) die harmonische stromen (hoger dan
300 mA) die lekstromen kunnen veroorzaken.
Bij de beveiliging van het elektrisch systeem dient rekening gehouden te worden met bovenstaande waardes.
Voorafgaand aan de installatie en de aansluitwerkzaamheden moet het systeem worden uitgeschakeld en bevestigd.
Aangezien dit systeem omvormers bevat, blijft het overgangscircuit van de condensors geladen met een hoog voltage
gedurende een korte periode na de uitschakeling.
Wacht 20 minuten na het uitschakelen van het systeem voordat u er ingrepen op uitvoert.
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren bij de beoogde omgevingstemperatuur. Voor zeer hete of koude om gevingen worden
aanvullende maatregelen aanbevolen (neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant).
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren wanneer de relatieve vochtigheid niet hoger is dan 50% bij een maximale temperatuur
van +42°C. Een hogere relatieve vochtigheid is toegestaan bij lagere temperaturen (bijv. 90% bij 20°C).
De schadelijke gevolgen van een incidentele condensatie moeten worden voorkomen door apparatuur of, indien noodzakelijk, door middel van
aanvullende maatregelen (neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant).
Dit product leeft de standaarden na met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit voor industriële omgevingen. Daarom is het gebruik ervan
niet bestemd voor in woonwijken, bijv. installaties waar het product aangesloten is op een openbaar lage-spanningsdistributiesysteem. Als dit product
toch aangesloten zou moeten worden op een openbaar lage-spanningsdistributiesysteem, dan moeten er specifieke aanvullende maatregelen
worden getroffen om interferentie te vermijden met andere gevoelige apparatuur.
5.2
Elektrische voeding
De elektrische apparatuur kan correct functioneren onder de onderstaande omstandigheden:
Voltage
Frequentie
Harmonischen
Spanningsonbalans
Spanningsonderbreking
Spanningsdalingen
5.3
Voedingsbedrading
De voedingsbedrading naar de compressoren moet met de juiste fasevolgorde worden aangesloten. De draairichting van de motor is ingesteld op
wijzerzin naar het geleide-einde met als fasevolgorde 1-2-3. De juiste fasevolgorde moet aangehouden worden van de starter naar de compressor.
Zie het bedradingsschema.
De bij de inbedrijfstelling aanwezige technicus van Daikin zal de fasevolgorde bepalen. Als de DWSC unit wordt geleverd met een Daikin VFD
bestaande uit twee parallelle omvormers (starters V6, V7, V8, V9, VA, VB, L6, L7, L8. L9, LA and LB), is de compressor uitger ust met een dubbele
driefasige inductiemotor. Als de DWDC unit wordt geleverd met een Daikin VFD bestaande uit twee elektrische panelen (starters VL, VM, VN, VO,
VP en VQ), zijn de compressoren uitgerust met een dubbele driefasige inductiemotor.
D-EIMWC003H02-18_04NL - 30/73
Spanning in stabiele toestand: 0,9 tot 1,1 van de nominale spanning.
0,99 tot 1,01 van de continue nominale frequentie
0,98 tot 1,02 voor kortstondig
Vervorming harmonischen niet meer dan 10% van de totale r.m.s.-spanning tussen spanningsvoerende geleiders
voor de som van de 2e tot en met de 5
spanningsvoerende geleiders voor de som van de 6e tot en met de 30e harmonische is toelaatbaar.
Noch de spanning van het component negatieve sequentie noch de spanning van het component nul sequentie in
de driefasevoeding overschrijdt 3% van het component positieve sequentie.
Voeding onderbroken of met nul spanning gedurende niet meer dan 3 ms op elk willekeurig moment in de
voedingscyclus, met meer dan 1 s tussen de opeenvolgende onderbrekingen.
Spanningsdalingen van niet meer dan 20% van de piekspanning van de voeding, gedurende meer dan één cyclus
en met meer dan 1 s tussen de opeenvolgende dalingen.
e
harmonische. Een extra 2% van de totale r.m.s.-spanning tussen