weer terug te keren naar de normale situatie zodra dit
is voltooid.
3.4.7.4 Ruwwateruitlaat
OPMERKING: NFPA 20 laat toe dat de
uitlaatstroom van de warmtewisselaar teruggevoerd
wordt naar een aanzuigreservoir. Dit maakt het erg
moeilijk om de stroomsnelheid te meten. Aan het
ledigen naar een aanzuigreservoir stelt NFPA extra
vereisten:
1) In de afvoerleiding (uitgang) moet een
visuele meter voor de stroomsnelheid en
temperatuur aangebracht worden.
2) Bij afvoerleidingen langer dan 15ft (4,6 m)
en/of uitlaatlozingen van meer dan 4ft (1.2M)
hoger dan de warmtewisselaar, moet de
diameter van de pijp minstens een maat
vergroot worden.
3) Controleer als de juiste stroomsnelheid is
bereikt
dat
warmtewisselaar (of CAC) niet meer dan 60
psi (4 bar) is.
Als u een dergelijke installatie heeft, is het raadzaam
dat u de motor een tijdje laat draaien op 150% van de
stroomsnelheid, en te bevestigen dat de visuele
indicator de stroomsnelheid aangeeft, de
temperatuurstijging niet te groot is (gewoonlijk niet
meer dan 40 °F (4,5 °C) boven de
omgevingstemperatuur van ruwwater) en de motor is
geen tekenen van oververhitting vertoont.
3.4.7.5 Ruwwaterkwaliteit, filters en slijtage van
warmtewisselaar (of CAC)
Na verloop van tijd, als de warmtewisselaar (of CAC)
begint te vervuilen en verstoppen, zal deze druk
verhogen en de stroomsnelheid afnemen, wat zou
kunnen betekenen dat de warmtewisselaar (of CAC)
wellicht vervangen moeten worden.
Het kan niet genoeg worden benadrukt hoe belangrijk
het is om deze filters schoon te houden: De meeste
motorstoringen treden op als gevolg van verstopte
filters in het koelcircuit! Als de
ruwwatervoorziening vervuild is (met bladeren,
stenen, enz.) zal, naarmate het filter deze vervuiling
verzamelt (en er niet doorheen gaat), de
de
inlaatdruk
naar
stroomsnelheid blijven afnemen, waardoor
uiteindelijk de motor zonder koelwater komt te zitten
wat leidt tot oververhitting en een catastrofale
motorstoring. Wanneer dit gebeurt heeft u geen
brandbeveiliging! Clarke raadt dat na de initiële
inbedrijfstelling van de motor en ook voorafgaand
aan elke wekelijkse proefdraaiing met de
motor/brandbluspomp, beide filters worden
verwijderd en gereinigd en vervolgens opnieuw
geïnstalleerd voordat u de motor start.
3.4.7.6 Terugslagbeveiliging
NFPA20 staat het gebruik toe van
terugslagbeveiliging in de automatische en
handmatige leiding van het koelcircuit, als dit door de
plaatselijke wetgeving vereist is. Voor specifieke
informatie hierover kunt u contact opnemen van de
fabriek.
3.4.7.7 Ruwwater-uitlaattemperatuur
de
Bepaalde plaatselijke wetgeving zou het lozen van
afvalwater uit de warmtewisselaar van de motor
kunnen verbieden, vanwege de temperatuur ervan of
de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Het is
raadzaam altijd de plaatselijke voorschriften met
betrekking tot het lozen van afvalwater in acht te
nemen.
3.4.8 Stroombanen van het motorkoelsysteem
Het motorkoelmiddel stroomt door de mantel van de
warmtewisselaar (of radiator), de koelmiddelpomp
van de motor, de oliekoeler, het motorblok en de
cilinderkop, de aansluiting van de waterverwarming,
de thermostaat, het expansievat en het recuperatievat
(indien daarmee uitgerust).
Bij motoren die uitgerust zijn met een
warmtewisselaar stroomt het koelwater door de de
buizenbundel van de 'charge air cooler', indien
aanwezig, en de buizenbundel van de
warmtewisselaar.
Raadpleeg Afbeeldingen #35 voor motoren die met
een warmtewisselaar worden gekoeld, en #35F voor
motoren die met een radiator worden gekoeld voor
stroomdiagramen van de koelsystemen.
Pagina 37 van 54