Basismotor
Snelheid
Alle JU4
Alle JU6
behalve de
onderstaande
modellen
UF34, UF54,
UFAB76, UF84
UF34, UF54,
UF84
UF30, UFG8,
UFABL8,
UFM8, UF58,
UF68, UFAAPG
De installatie van het uitlaatsysteem moet bestaan uit
het volgende:
•
Bescherming van personeel tegen hete
oppervlakken.
•
Correcte ophanging om belasting van de
uitlaatopening van de motor te voorkomen en
om trilling te minimaliseren.
•
Bescherming tegen binnendringen van water
en ongewenst materiaal.
Inspecteer de uitlaat met draaiende motor (buiten de
pompruimte) op milieurisico's, zoals overmatige
rookvorming. Het onderstaande geldt als richtsnoer
voor algemene bedrijfsomstandigheden van de motor.
1) Blauwe rook – mogelijk motorolieverbruik.
2) Witte rook – mogelijkheid van water in
cilinders of in de brandstof, of een intern
probleem met de motor.
3.3 SMEERSYSTEEM
3.3.1 Controleren van olie in carter
Gebruik de oliepeilstok op de motor om het
olieniveau in het carter te controleren - zie figuur 28
&29.
Het olieniveau moet zich altijd tussen de beide
markeringen Min. en Max. bevinden. terwijl de
motor is afgezet.
Exhaust
backpressure
limit
30
30
2800
25
3000
25
1470
20
3.3.2 Motorolie verversen
1) Laat de motor warmdraaien.
2) Zet de motor af. Verwijder de aftapplug en
tap de olie af uit het carter.
aftapplug aan en trek deze aan tot 34 Nm /
3,5 kgf-m.
3) Vul het carter tot aan het merkteken "FULL"
op de peilstok met verse, schone olie met de
aanbevolen viscositeitsklasse.
4) Neem de motor weer in gebruik door de
AEC-schakelaar weer op "automatic" te
zetten en de handmatige bedieningshendel in
de stand "manual stop".
5) De
voorschriften afvoeren.
3.3.3 Oliefilter vervangen
1. Zet de motor af.
2. Plaats een bak onder het filter om gemorste
olie op te vangen.
Pagina 30 van 54
Figuur 28
JU4/6
Figuur 29
JDFP/JW6
gebruikte
olie
overeenkomstig
Breng de
de