OPMERKING: Aangezien de boordcomputer een geheugen heeft dat de accu' iedere 15 dagen automa-
tisch controleert en zo nodig bijlaadt, kan het voertuig tijdens de opslagperiode aange-
sloten blijven op een IQ System.
Kort na het begin van het laden schakelt de lader zichzelf uit en voert een zelftest uit (de
ampèremeter gaat naar 0). Enkele ogenblikken later wordt het laden hervat (de ampère-
meter keert terug naar de vorige ladingssterkte). Dit proces herhaalt zich één en twee uur
na het begin van het laden.
Elk elektrisch voertuig is standaard voorzien van een volautomatische acculader. Het wisselstroomsnoer van
elke lader moet aangesloten worden op een stopcontact dat minimum 10 ampère per lader kan leveren.
Om het gevaar op elektrische schok te verminderen, moet de acculader geaard zijn. De lader is voorzien van
een elektrisch wisselstroomsnoer met een aardgeleider en een stekker met aardpen. De wisselstroomstekker
moet aangesloten worden op een geschikt stopcontact, op de juiste manier geïnstalleerd en geaard in over-
eenstemming met alle nationale en lokale voorschriften en reglementen. Raadpleeg de handleiding die bij de
acculader wordt geleverd voor specifieke bedieningsinstructies alvorens u de lader gebruikt.
Vermijd het gebruik van een verlengsnoer met de lader. Indien een verlengsnoer moet worden gebruikt,
gebruik er dan een met drie draden en de aanduiding 12 AWG (American Wire Gauge) of 14 SWG (Britse
Standard Wire Gauge). Dit moet een zware kabel zijn met een aarde. Hij moet goed zijn aangesloten en zich
in goede staat bevinden. Houd het snoer zo kort mogelijk (niet langer dan 3,7 m [12 ft]). Leg alle snoeren zo
dat er niet op getrapt of over gestruikeld kan worden en dat ze beschermd zijn tegen schade en druk.
Zorg ervoor dat de ventilatieroosters van de lader niet geblokkeerd zijn en dat er voldoende ventilatie is.
ACCULADER
∆
WAARSCHUWING
• Zorg dat alle verbindingen bij het stopcontact van de lader en de zekering schoon en vast zijn.
• De stekker niet wrikken of buigen. Om de stekker van de lader in het stopcontact van het voer-
tuig te steken, houdt u de stekker vast en duwt u hem recht in het stopcontact (Figuur 27,
pagina 40).
• Trek niet aan het gelijkstroomsnoer (Figuur 28, pagina 40). De stekker niet draaien, wrikken of
buigen. Om hem uit het stopcontact te verwijderen, houdt u hem bij de handgreep vast en
trekt u hem recht uit het contact.
• Sluit een lader niet op het stopcontact aan als het snoer van de lader, de stekker of het stop-
contact van het voertuig op enige manier beschadigd is of geen goede elektrische verbinding
maakt. Dit zou brand of persoonlijke verwondingen kunnen veroorzaken. Laat onmiddellijk
vervangen door een bevoegde monteur.
• Het negeren van deze instructies kan schade aan het snoer, de stekker en/of het stopcontact
van het voertuig veroorzaken.
• Gebruik geen lader waarvan:
– de stekker te los zit of geen goede verbinding maakt.
– de stekker en het stopcontact tijdens het opladen abnormaal warm worden.
– de pennen of contacten van de stekker verbogen of roestig zijn.
– de stekker, het contact of de snoeren ingesneden of versleten zijn, blote draden tonen of op
enige andere manier beschadigd zijn.
• Het gebruik van een lader met een van deze symptomen kan brand, materiële schade en ern-
stige of dodelijke verwondingen veroorzaken.
Precedent Golf Car – Elektrisch/benzinevoertuig – Handleiding voor de eigenaar, 2005
Acculader – elektrische voertuigen
pagina 39