Opmerking: Het achterste lipje van het maaidek is
door het ontwerp 6 mm lager dan het voorste lipje van
het maaidek.
4. Draai de moeren aan de voor- en achterzijde vast.
5. Controleer de schuinstand van het maaidek.
6. Als de afstand niet correct is, moet u de moeren aan de
voor- en achterzijde van beide kanten aanpassen totdat
de schuinstand correct is (Figuur 87).
1. Afstelstangen
2. Moeren achterzijde
De maaihoogte afstellen
1. Controleer de bandenspanning van de achterbanden.
2. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 7,6 cm; zie
Maaihoogte instellen (bladz. 25).
3. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak met
één mes in schuinstand.
4. Meet bij punt A en meet de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijranden van de
maaimessen (Figuur 88).
Opmerking: De afstand moet 7,6 cm bedragen.
Figuur 87
3. Moeren voorzijde
1. Meet vanaf een
horizontaal oppervlak
5. Als de meting niet correct is, moet u naar de
maaihoogtestang aan de rechterzijde van de machine
gaan (Figuur 89).
6. Stel de stelbout af totdat de lengte 7,6 cm bedraagt;
zie Figuur 89.
1
2
1. Maaihoogtestang
Grasgeleider vervangen
WAARSCHUWING
Als een uitwerpopening niet is afgesloten, kan
het maaidek voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact
komen met het mes.
Gebruik de maaimachine niet zonder afdekplaat,
mulchplaat, grasgeleider of grasvanger.
58
Figuur 88
2. Meet het mes bij punt A
Figuur 89
2. Stelbout
g015336