De parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine
stopt of deze onbeheerd achterlaat. Voor elke gebruik moet u
de juiste werking van de parkeerrem controleren.
Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen; zie
Onderhoud van de rem (bladz. 45).
VOORZICHTIG
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel
de parkeerrem in werking wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar minuten.
Parkeerrem in werking stellen
Trek de hendel van de parkeerrem naar achteren en in de
ingeschakelde stand (Figuur 9).
1. Parkeerrem ingeschakeld
Parkeerrem vrijzetten
Trek de remhendel terug in de sleuf en duw de hendel naar
voren.
Figuur 9
2. Parkeerrem vrijgezet
De aftakasschakelaar
bedienen
De aftakasschakelaar wordt in combinatie met de
rechterrijhendel worden gebruikt om de maaimessen in- en
uit te schakelen.
De maaimessen inschakelen
1. Om de maaimessen in te schakelen, beweegt u de
rechterrijhendel naar de middelste onvergrendelde
stand.
2. Zet de aftakasschakelaar omhoog en laat deze los terwijl
u de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde
stand houdt.
De maaimessen uitschakelen
U kunt de maaimessen op de volgende twee manieren
uitschakelen.
•
Zet de aftakasschakelaar omlaag naar de stand Uit.
•
Zet de rijhendels in de neutraalstand en zet de
rechterrijhendel in de vergrendelde neutraalstand.
17
G008945
Figuur 10
G009174
Figuur 11