Remmen afstellen
Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen.
1. Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie De
parkeerrem controleren (bladz. 45).
2. Parkeer de maaimachine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
4. Zet de parkeerrem vrij.
5. Om de rem af te stellen, verwijdert u de borgpen en
de gaffelpen uit de onderste remhendel en de gaffel
(Figuur 64).
6. Draai de contramoer los (Figuur 64).
7. Draai de gaffel (Figuur 64).
Opmerking: Draai de gaffel naar boven om de rem
strakker af te stellen.
Opmerking: Draai de gaffel naar onderen om de rem
minder strak af te stellen.
8. Bevestig de gaffel aan de onderste remhendel met de
borgpen en de gaffelpen (Figuur 64).
9. Draai de contramoer vast (Figuur 64).
10. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie De
parkeerrem controleren (bladz. 45).
1
2
3
4
5 6
Figuur 64
1. Contramoer
2. Gaffel
3. Gaffelpen
11. Als de rem afgesteld is, controleert u de schakelaar van
de hendel (Figuur 65).
12. Controleer de opening tussen de remhendel en de
voorzijde van de schakelaar zoals getoond in Figuur 65.
Opmerking: De opening mag niet meer dan 3 mm
bedragen terwijl de rem is ingeschakeld.
g015371
4. R-pen
5. Platte ring
6. Onderste remhendel
13. Draai indien nodig de schroeven los waarmee de
schakelaar is bevestigd en verstel de schakelaar.
1
2
3
3
1. Opening van 3 mm vereist
tussen de schakelaar en
de remhendel
2. Remhendel
3. Schakelaar
46
5
2
4
1
Figuur 65
4. Schakelknop
5. Voorzijde van schakelaar
g015393