6. Controleer het veiligheidssysteem voordat u de
machine gebruikt.
1 6
2 3 4
6
2
Figuur 57
1. Raakvlak voor
afstandsschakelaar
2. Afstandsschakelaar
3. Bouten en moeren
4
5
G015609
4. Bout aan de rijhendel
5. Afstand tussen 0,51 mm
en 1,02 mm vereist
6. Contramoer
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is 0,83 tot
0,97 bar.
Belangrijk: Een ongelijke bandenspanning kan leiden
tot onregelmatige maairesultaten.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch en
hoeven niet op spanning te worden gehouden.
Lager van draaipunt van
zwenkwiel afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
1. Schakel de aftakasschakelaar uit, zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem
in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai de
borgmoer aan (Figuur 59).
4. Draai de borgmoer aan totdat de veerringen vlak
liggen, en draai deze vervolgens een 1/4 slag terug
om de voorspanning op de lagers correct af te stellen
(Figuur 59).
Belangrijk: De veerringen moeten op de juiste
wijze worden gemonteerd zoals wordt getoond in
Figuur 59.
5. Plaats de stofkap (Figuur 59).
42
Figuur 58