De neutraalstand van de rijhendels
afstellen
Belangrijk: Controleer of de sporing van de maaier
juist is nadat u de rijhendels hebt versteld. De sprong
aanpassen en de uitlijning voor/achter van de rijhendels
is dezelfde procedure (Figuur 71).
Opmerking: Stel eerst de horizontale uitlijning af en pas
daarna de uitlijning voor/achter.
Als de rijhendels niet goed zijn uitgelijnd of als de
rechterrijhendel niet gemakkelijk in de vergrendelde
neutraalstand glijdt, moeten de hendels worden afgesteld.
1. Nadat de horizontale uitlijning is voltooid, moet u de
uitlijning voor-achter controleren door de rijhendels
naar voren te duwen om eventuele speling in de
overbrenging van de rijhendels te verhelpen (Figuur
71).
1
Figuur 71
1. Rijhendel links
2. Rijhendel rechts
2. Controleer of de rechterrijhendel gemakkelijk in de
vergrendelde neutraalstand glijdt.
Opmerking: Draai de kabelafstelling rechtsom
om de rijhendel naar voren te bewegen. Draai de
kabelafstelling linksom om de rijhendel naar achteren
te bewegen.
3. Draai de kabelafstelling aan de rechterkant als er
afstelling nodig is.
Opmerking: Stel de kabelafstelling af in stappen van
een kwart draai.
4. Nadat de rechterrijhendel zo is afgesteld dat deze
gemakkelijk in de vergrendelde neutraalstand glijdt,
stelt u de linkerrijhendel zo in dat deze is uitgelijnd met
de rechterrijhendel.
5. Controleer of de sporing juist is; zie De sporing
afstellen (bladz. 41).
2
3
4
G012706
3. Vergrendelde
neutraalstand
4. Stel de uitlijning
voor/achter van de
rijhendels af
6. Plaats de kabelvergrendeling op de kabelafstellingmoe-
ren om de afstelling te borgen (Figuur 72).
1. Linkerkabelafstelling
2. Kabelvergrendeling
50
Figuur 72
3. Rechterkabelafstelling
g017848