RICHTINGAANWIJZERS
WEGWIJS IN UW
Zet de hendel in de vergrendelde stand fig. 49:
AUTO
❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
❒ omlaag (stand 2): inschakeling rechter
VEILIGHEID
richtingaanwijzers;
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als
STARTEN EN RIJDEN
de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren
van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts
LAMPJES EN
weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de
BERICHTEN
hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
fig. 49
56
"Lane change"-functie (rijbaanwisseling)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt
aangeven, moet u de linker hendel korter dan een
halve seconde in de onvergrendelde stand zetten.
De richtingaanwijzer van de gekozen richting zal
3 keer knipperen en vervolgens automatisch worden
uitgeschakeld.
of
"FOLLOW ME HOME" SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een
bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in
stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de
motor naar het stuur te trekken.
Telkens als de hendel wordt bediend wordt de
verlichtingsduur met 30 seconden verlengd, tot
maximaal 210 seconden; na afloop van deze periode
wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het
controlelampje
branden en verschijnt er een bericht op het display
(zie het hoofdstuk "Lampjes en berichten")
gedurende de tijd die de functie actief blijft. Het
lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie
automatisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.
F0T0431
op het instrumentenpaneel