SNEEUWKETTINGEN
WEGWIJS IN UW
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van
AUTO
de voorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen
gemonteerd worden (aangedreven wielen).
VEILIGHEID
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de
kettingen nog goed gespannen zijn.
STARTEN EN
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
RIJDEN
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en andere
obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet
LAMPJES EN
te beschadigen, geen lange stukken op
BERICHTEN
sneeuwvrije wegen.
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
132
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele
maanden niet wordt gebruikt:
❒ zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk
goed geventileerde ruimte;
❒ schakel een versnelling in en zorg dat de handrem
is aangetrokken;
❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de
acculading (zie de paragraaf "Accu" in het
hoofdstuk "Onderhoud en zorg");
❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel
ze met een beschermende was;
❒ reinig en conserveer de glimmende metalen delen
met daarvoor geschikte middelen;
❒ smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒ zet de ruiten een klein stukje open;
❒ dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezige vocht
dan niet kan verdampen;
❒ breng de bandenspanning 0,5 bar boven de
normaal voorgeschreven spanning en controleer
deze regelmatig;
❒ tap het koelsysteem van de motor niet af.