INSTRUMENTEN
WEGWIJS IN UW
De achtergrondkleur en de vormgeving van de
AUTO
instrumenten kunnen per uitvoering verschillen.
SNELHEIDSMETER
VEILIGHEID
Geeft de snelheid van de auto aan fig. 9.
TOERENTELLER
STARTEN EN RIJDEN
De toerenteller fig. 10 geeft het toerental per minuut
van de motor aan.
BELANGRIJK Het elektronische inspuitsysteem
LAMPJES EN
beperkt geleidelijk de brandstofstroom als de motor
BERICHTEN
op een te hoog toerental draait; hierdoor wordt
het motorvermogen ook geleidelijk lager.
De toerenteller kan, afhankelijk van de situatie, bij
stationair toerental een kleine of herhaaldelijk
NOODGEVALLEN
voorkomende stijging van het toerental aangeven.
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
fig. 9
14
Dit is normaal en vindt plaats als tijdens de normale
werking bijvoorbeeld de airconditioning of de
elektroventilateur inschakelt. In deze gevallen dient
een geringe toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
BRANDSTOFMETER
Geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan.
Lampje A fig. 11 gaat branden wanneer er nog circa
6-7 liter brandstof in de tank zit.
E - brandstoftank leeg.
F - brandstoftank vol (zie de paragraaf "Tanken met
de auto" in dit hoofdstuk).
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank om
beschadiging van de katalysator te voorkomen.
fig. 10
F0T0402
F0T0403