Draai de eindknop van de combischakelaar
in deze stand om alle lichten uit te
schakelen (behalve de dagrijlichten).
Autolichtstand
Als de eindknop van de combischakelaar in
deze stand staat, worden de parkeerlichten
en het dimlicht automatisch aan-
of uitgeschakeld afhankelijk van de
lichtomstandigheden.
ATTENTIE
•
De lichtsensor bevindt zich aan
de bovenzijde van de voorruit. Als
deze sensor wordt geblokkeerd, is
het mogelijk dat de parkeerlichten
en het dimlicht niet automatisch
worden aan- of uitgeschakeld door
de automatische verlichtingsfunctie.
Parkeerlichtpositie
Draai de eindknop van de combischakelaar
in deze stand om de parkeerlichten,
het zijlicht voor, het zijlicht achter, de
kentekenplaatverlichting achter, bepaalde
achterlichten, enz. in te schakelen.
Dimlichtstand
Draai de eindknop van de combischakelaar
in deze stand om het dimlicht en de
parkeerlichten in te schakelen.
92
Lichten voor alle
weersomstandigheden
Draai de mistlichtknop in de
de lichten voor alle weersomstandigheden
standaard uit te schakelen.
Deze functie is niet actief.
Mistachterlichtstand
Schakel het dimlicht in en draai vervolgens
de mistlampknop in de
mistachterlichten in te schakelen.
Linker en rechter richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers: Door de
combischakelaar in stand "1" te zetten
en los te laten, gaat de richtingaanwijzer
aan de betreffende kant continu
knipperen, waarbij de schakelaar van
de combischakelaar niet automatisch
terugkeert. Nadat het stuurwiel is
teruggekeerd, keert de combischakelaar
automatisch terug.
Rijstrookwisselsignaal: Als u de
combischakelaar in stand "2" zet en
loslaat, knippert de richtingaanwijzer aan
de betreffende zijde 3 keer, waarna de
combischakelaar automatisch terugkeert.
-stand om
-stand om de