•
De ACC-deactiverings-
stuurwiel wordt ingedrukt;
•
De auto sneller rijdt dan 150 km/u.
ACC uitschakelen
Om ACC volledig uit te schakelen, drukt u
op de ACC-
-knop wanneer ACC is
ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
•
ACC is een systeem dat
uitsluitend bedoeld is om het
comfort te verhogen, en niet
zozeer een veiligheidssysteem,
een obstakeldetector of een
waarschuwingssysteem voor
botsingen.
•
ACC is bedoeld om de bestuurder
te helpen, niet om die te vervangen.
De bestuurder moet te allen tijde
de controle over de auto behouden
volgens de verkeersregels en blijft
ook volledig verantwoordelijk voor de
auto.
•
De bestuurder moet de afstand
tot voorliggers aanpassen en ACC
verstandig instellen, afhankelijk
van de verkeersstromen en de
weersomstandigheden (bijv. regen,
mist, enz.). Nadat ACC verstandig is
ingesteld, moet de bestuurder ervoor
blijven zorgen dat de auto op ieder
moment kan worden afgeremd om
tot stilstand te komen.
•
ACC is geschikt voor gebruik op
snelwegen en wegen in goede
omstandigheden, maar niet voor
gebruik op complexe stadswegen of
bergwegen.
•
Als de bestuurder het gas- of
rempedaal intrapt terwijl ACC actief
is, wordt de auto weer door de
bestuurder overgenomen. Maar de
afstandscontrolefunctie van ACC
wordt niet geactiveerd.
•
ACC kan niet worden geactiveerd als
ESC niet is ingeschakeld.
100
-knop op het
WAARSCHUWING!
•
De ACC reageert alleen in speciale
omstandigheden op stilstaande of
langzaam bewegende objecten (bijv.
fietsen of voetgangers, enz.).
•
De ACC kan voetgangers en
tegenliggers niet herkennen.
•
De ACC staat slechts beperkt remmen
toe en kan geen noodstop uitvoeren.
•
Als een voorligger plotseling remt
(noodstop), kan het zijn dat ACC niet
of te traag reageert, waardoor er te
laat wordt geremd. In dit geval zal de
bestuurder geen overnameverzoek
ontvangen.
•
Als de auto een bocht in- of uitrijdt,
kan de doelselectie vertraagd of
verstoord zijn. In dit geval remt de
auto mogelijk niet zoals verwacht of
remt deze te laat.
•
In sommige gevallen (bijvoorbeeld
als een voorligger langzaam rijdt
ten opzichte van de auto, te snel
van rijstrook verandert of een te
korte veiligheidsafstand aanhoudt),
heeft de ACC onvoldoende tijd om
de relatieve snelheid te verlagen.
In dergelijke gevallen moet de
bestuurder op de juiste manier
reageren. De ACC kan onder dergelijke
omstandigheden geen geluids- of
visueel alarm geven.
•
In scherpe bochten (bijv. bochtige
wegen) kan, als gevolg van
beperkingen in het zicht van de
voertuigsensoren, de informatie
over een voorligger enkele seconden
verloren gaan, waardoor de auto met
ACC zal gaan versnellen.
•
Als de auto te dicht bij een
aangrenzende rijstrook rijdt of een
ander voertuig op een aangrenzende
rijstrook te dicht bij de rijstrook rijdt
van de auto, kan de ACC remmen in
reactie op het betreffende voertuig.