Inspectie voor het
rijden
Voor u gaat rijden, is het raadzaam om:
•
De banden te controleren om er zeker
van te zijn dat ze niet beschadigd zijn,
dat de spanning niet zichtbaar te laag is
en dat het loopvlak vrij is van vreemde
voorwerpen.
•
Controleer of de verlichting, ruiten en
achteruitkijkspiegels schoon zijn en niet
geblokkeerd worden.
•
Controleer of de voor- en
achterruitenwissers normaal
functioneren.
•
Controleer de onderzijde van het
voertuig op lekkage (met uitzondering
van het condenswater van de
airconditioning).
•
Controleer de omgeving van het voertuig
om er zeker van te zijn dat er geen
obstakels zijn.
•
Controleer de SOC-waarde om er zeker
van te zijn dat de hoogspanningsaccu
voldoende opgeladen is.
•
Controleer het instrumentencluster
om te zorgen dat alle indicatielampjes
correct functioneren.
•
Controleer de veiligheidsgordel om er
zeker van te zijn dat deze goed werkt.
16