4. Sluit het andere uiteinde van de rode
anode (+) kabel aan op de anode (+) pool
van de elektrische accu van het reddende
voertuig.
5. Sluit het ene uiteinde van de zwarte
kathode (-) kabel aan op de kathode
(-) pool van de accu van het reddende
voertuig.
6. Sluit het andere uiteinde van de zwarte
kathode (-) kabel aan op het massapunt
van de auto met lege accu (een schoon
en ongelakt metalen deel).
7. Start eerst het reddende voertuig, en
probeer pas na een tijdje om de auto met
de lege accu weer te starten.
8. Nadat die auto weer gestart is,
onderbreekt u de stroomtoevoer van
het reddende voertuig, ontkoppel de
startkabels in omgekeerde volgorde van
hun aansluiting en berg ze op.
9. Breng de voorklep links aan en sluit de
voorklep.
WAARSCHUWING!
•
Als de startkabels in de verkeerde
volgorde worden aangesloten of
ontkoppeld, bestaat het risico van
kortsluiting, wat kan leiden tot schade
aan de auto of persoonlijk letsel.
•
Om kortsluiting bij het starten van
een voertuig met startkabels te
voorkomen, mogen de klemmen
van de startkabels elkaar of enig
ander geleidend materiaal dan de
bijbehorende accupolen niet raken.
WAARSCHUWING!
•
Als uw auto na herhaalde pogingen
niet wil starten, neem dan contact op
met een door BYD erkende dealer of
serviceprovider.
•
De nominale spanning van de
accu van het reddende voertuig
moet tijdens het starten met
hulpstartkabels 12V bedragen.
Noodstart
Als de batterijspanning van
afstandsbedieningssleutel te laag is, kan de
auto nog steeds als volgt gestart worden:
1. Leg de afstandsbedieningssleutel in de
buurt van het
-pictogram op het
hulpinstrumentencluster (in de
bekerhouder voor).
14
193