9.6 Aantal slaves en hun adressering (parameter 3-7)
Met deze parameter wordt bepaald, of de regelaar als Master of als Slave ingezet
wordt.
- Masterregelaar: Met de codes 0, 1, 2, 3, of 4 wordt het aantal aangesloten
slaves geprogrammeerd. Met programmering 0 is er alleen een masterregelaar
in de installatie aanwezig; 4 is het maximale aantal slaveregelaars, dat kan
worden aangesloten.
- Slaveregelaar: Met het ingeven van één van de codes F1, F2, F3 of F4 wordt
aan de slaveregelaar een adres toegekend. (F = Folgeregler in het Duits).
Als parameter 3-7 niet juist geprogrammeerd is, kan de regelaar niet com-
municeren, ook niet met de ketel(s).
9.7 Soort regelaar (parameter 3-8)
Al naar gelang de toepassing moet geprogrammeerd worden, voor welke functie
de master- of slave regelaar bedoeld is. De te kiezen instellingen hebben de
volgende betekenis:
Masterregelaar: (parameter 3-7 is geprogrammeerd op 0, 1, 2, 3 of 4)
b1
= regelaar voor een aan/uit ketel
b2
= regelaar voor een hoog/laag ketel
FA.
= regelaar voor 1 t/m 8 modulerende ketels (communicatie via bijbeho-
rende interface naar de beveiligingsautomaat)
Deze instelling moet per aangesloten ketel geprogrammeerd worden.
--
= instelling voor de niet bezette posities (van de 8)
Slaveregelaar: (parameter 3-7 is geprogrammeerd op F1, F2, F3 of F4)
--
= extra groepenregelaar zonder ketelaansturing
= regelaar voor een 2 e , 3 e , 4 e of 5 e aan/uit ketel
b1
= regelaar voor een 2 e , 3 e , 4 e of 5 e hoog/laag ketel
b2
Als de regelaar met instelling FA. geprogrammeerd wordt, herkent deze, of de
ketel- en boilervoeler aan de beveiligingsautomaat of aan de regelaar aangesloten
zijn. Door de regelaar wordt FA. met een cijfer aangevuld, volgens onderstaande
tabel:
Tabel 19.
De buitenvoeler wordt op de regelaar aangesloten.
(Zie ook de desbetreffende aansluitschema's)
41