3.6 Stooklijn aanpassen
De basisinstelling van de stooklijn wordt door de installateur uitgevoerd. Indien nodig,
als de ruimtetemperatuur te laag of te hoog is, kan de gebruiker zelf kleine aanpas-
singen aan de steilheid
volgende tabel.
Tabel 05.
e
In het 3
bedieningsniveau mag de gebruiker alleen met deze toetsen
zelf veranderingen aanbrengen. Alle andere instellingen mogen alleen door
gekwalificeerde installateurs uitgevoerd worden. Ondeskundige veranderin-
gen kunnen leiden tot een verhoogd energieverbruik, verkeerde werking of
verminderde levensduur van de verwarmingsinstallatie.
Het verhogen respectievelijk verlagen van de instelwaarde van het voetpunt (dit is de
c.v.-watertemperatuur) geeft ongeveer de volgende ruimtetemperatuur veranderingen:
Per 5°C instelwaardeverandering wordt de ruimtetemperatuur
- bij vloerverwarming ongeveer 2 °C
- bij radiatiorverwarming ongeveer 1°C
verhoogd respectievelijk verlaagd.
Aangezien een gebouw veranderingen van de instellingen slechts langzaam
verwerkt, wordt aanbevolen per dag slechts één aanpassingsstap uit te voeren.
en het voetpunt
15
van de stooklijn uitvoeren, volgens de