Hoofdstuk Veiligheid
Brand- en explosiepreventie
Alle brandstoffen, de meeste smeermiddelen en
sommige koelvloeistofmengsels zijn brandbaar.
Brandstof die op hete oppervlakken of elektrische
componenten lekt of gemorst wordt, kan brand
veroorzaken.
Rook niet tijdens het tanken of in een tankomgeving.
Rook niet in ruimtes waar accu's worden opgeladen
of waar brandbare stoffen zijn opgeslagen.
Batterijen
in
serie
compartimenten worden geplaatst.
Verbind bij het gebruik van startkabels altijd de
positieve (+) kabel met de positieve (+) pool van de
accu, aangesloten op de startersolenoïde, en de
negatieve (-) kabel van de externe bron met de
negatieve pool (-) van de starter.
(Indien niet uitgerust met een (-) pool op de starter,
verbind dan met het motorblok.)
Raadpleeg voor specifieke startinstructies, het
hoofdstuk Bediening in deze handleiding.
Reinig alle elektrische verbindingen en zorg dat ze
goed vast zitten. Controleer dagelijks op losse of
beschadigde elektrische leidingen. Alle losse of
beschadigde elektrische leidingen moeten worden
bevestigd, gerepareerd of vervangen voordat de
heftruck in gebruik mag worden genomen.
Bewaar alle brandstoffen en smeermiddelen in
correct gemarkeerde reservoirs buiten bereik van
onbevoegden.
Bewaar alle olielappen en andere brandbare
materialen
op
een
beschermende container.
Vermijd laswerkzaamheden aan leidingen en buizen
die brandbare stoffen bevatten. Reinig ze grondig
met een niet-brandbaar oplosmiddel voor aanvang
van alle laswerkzaamheden.
Verwijder alle brandbare stoffen zoals benzine, olie
en ander afval voordat het zich opstapelt op de
heftruck.
Stel de heftruck zo min mogelijk bloot aan vuur,
brandend struikgewas, enz.
Afschermingen,
die
beschermen tegen een olie- of brandstofstraal in het
geval van het begeven van een leiding, buis, of een
pakking, moeten correct worden geïnstalleerd.
Gebruik de heftruck niet waar explosieve gassen
aanwezig zijn of kunnen zijn.
Voer de regeneratie van de nabehandeling uit in een
veilige buitenomgeving - hete uitlaatgassen worden
uitgestoten.
kunnen
in
afzonderlijke
veilige
plaats
in
hete
uitlaatcomponenten
Brandblusser
Zorg voor een brandblusser van het type BC met een
minimale capaciteit van 1,5 kg op de achterkant van
de poot van het beschermdak en zorg dat u weet hoe
u hem moet gebruiken. Controleer de brandblusser
en zorg voor het juiste onderhoud volgens het
instructieplaatje.
Ether
Ether is giftig en ontvlambaar.
Het inademen van etherdampen of het herhaald in
contact komen van de huid met ether kan persoonlijk
letsel veroorzaken.
Gebruik ether alleen in goed geventileerde ruimtes.
Rook niet tijdens het vervangen van ethercylinders.
Gebruik ether zorgvuldig om brand te vermijden.
Bewaar
vervangende
woonruimten of in het bestuurderscompartiment.
Bewaar ethercilinders niet in direct zonlicht of bij
temperaturen boven 39 °C (102 ° F).
Bewaar cilinders op een veilige plaats. Doorprik of
gooi cilinders nooit in het vuur.
Houd ethercilinders buiten het bereik van onbevoegd
personeel.
Leidingen, buizen en slangen
Buig de hogedrukleidingen niet en zorg dat ze ook
niet plat worden gedrukt Installeer geen verbogen of
beschadigde leidingen, buizen of slangen.
een
Repareer losse of beschadigde brandstof- en
olieleidingen, -buizen en -slangen. Lekkage kan
brand veroorzaken. Neem contact op met uw
DOOSAN-dealer bij reparaties of vervanging.
Controleer leidingen, buizen en slangen zorgvuldig.
Controleer niet met uw blote handen of ergens een
lek is. Gebruik bij het zoeken naar lekken altijd een
stuk beschermkarton. Zie voor meer informatie het
onderdeel 'Vloeistofpenetratie' in het hoofdstuk
'Veiligheid'. Draai alle bevestigingen met het
aanbevolen koppel vast. Vervang ze in de volgende
situaties:
Beschadigde of lekkende eindkappen.
Versleten of gesneden buitenmantels, waarvan
de wapening zichtbaar is.
Buitenmantels met plaatselijke blaasvorming.
Tekenen van kinken of butsen in het flexibele
deel van een slang.
In de buitenmantel doorgedrongen beplating.
Ontbrekende eindkappen.
Zorg ervoor dat alle klemmen, beschermingen en
hitteschilden correct zijn aangebracht om trilling,
wrijving tegen andere onderdelen en te hoge
warmteproductie tijdens gebruik te voorkomen.
-16-
ethercilinders
niet
in