13 - INDICATOR LADING
Dit maakt het mogelijk om het ladingniveau van de accu te kennen, dat wordt aange-
geven door vijf groene leds, twee gele en drie rode Het afwisselend knipperen van de
rode led geeft aan dat het minimumniveau bereikt is
14 - NOODSTOP
Dit systeem maakt het mogelijk om de beweging van de stapelaar te stoppen bij een
noodsituatie Om de stapelaar opnieuw in bedrijf te stellen moet u de knop uittrekken
Druk bij het stoppen van de stapelaar voor de veiligheid de noodstopknop in
15 - CONTACTSLOT
Voer voor het gebruik van de stapelaar de sleutel in het contact in en draai de sleutel
met de klok mee ; trek de noodstop uit indien deze zou zijn geactiveerd
16 - SLEDE
De slede is een element dat glijdt in het mobiele frame of het vaste frame Het werktuig
is bevestigd op de slede met een haak en twee M10-schroeven
17 - HIJSKETTING
Een van de uiteinden van de ketting is bevestigd aan de cilinder en het andere aan de slede Deze loopt in het frame en gaat over
een schijf boven de cilinder Zijn spanning moet worden gecontroleerd voordat u de stapelaar gebruikt
18 - LAADKABEL
De oplaadkabel wordt ingeplugd in een vals stopcontact Een veiligheidssysteem voorkomt dat de stapelaar wordt gebruikt als
deze niet in het valse stopcontact zit Het is daarom van essentieel belang om de stekker op correcte wijze terug in het valse
stopcontact te pluggen na het opladen van de accu
19 - DAALKNOP
De daling van de vorken of het werktuig wordt bediend met knoppen die dubbel zijn om zowel links als rechts beschikbaar te zijn
20 - STIJGKNOP
De stijging van de vorken of het werktuig wordt bediend met knoppen die dubbel zijn om zowel links als rechts beschikbaar te zijn
21 - SCHILDPADKNOP
Deze knop laat toe om de stapelaar te verplaatsen bij lage snelheid Deze functie is zeer nuttig bij het manoeuvreren in beperkte
omgevingen Wanneer deze knop wordt ingedrukt, wordt de stapelaar verplaatst bij 30% van de nominale snelheid Deze bedie-
ning wordt gebruikt naast de bewegingsbedieningen Deze functie wordt onafhankelijk van de positie van de stuurarm gebruikt
22 - WAARSCHUWINGSKNOP
23 - VLINDERSCHAKELLAARS
Druk voor het verplaatsen van de stapelaar geleidelijk één van de vlinderschakelaars naar beneden of naar boven volgens de
gekozen bewegingsrichting Deze functioneert enkel met de stuurarm in het besturingsgebied (2) (fig 4)
De stapelaar is uitgerust met een elektronische snelheidsregeling waarbij de snelheid geleidelijk toeneemt in functie van de
hoekstand van de vlinderschakelaar
Laat om de stapelaar te stoppen de vlinderschakelaar los; deze keert dan terug naar de neutrale stand en stopt geleidelijk de
stapelaar
24 - BEVEILIGING TEGEN VERPLETTERING
Het uiteinde van de stuurarm is uitgerust met een beveiliging tegen verplettering die de bediener beschermt door het omkeren
van de rijrichting van de stapelaar gedurende enkele ogenblikken wanneer deze wordt ingedrukt Dit is alleen geldig wanneer de
stapelaar naar voren beweegt
25 - HYDRAULISCHE GROEP
De hydraulische groep bestaat uit een elektrische motor, een hydraulische pomp, een elektroklep, drukbegrenzer en een oliere-
servoir Deze hydraulische groep activeert de cilinder die de vorken of het werktuig optilt
26 - OLIERESERVOIR
Dit bevat de olie die nodig is voor de werking van de hydraulische groep
27 - ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELAAR
De stapelaar is uitgerust met een elektronische snelheidsregeling waarbij de snelheid geleidelijk toeneemt in functie van
de hoekstand van de vlinderschakelaars Deze laat ook een geleidelijk stijgen/dalen toe
28 - CONTACTOR
De hydraulische pomp wordt voorzien van elektriciteit via een elektrische contactor Deze wordt gestuurd met de
stijgknoppen (20)
29 - LADER
De stapelaar is uitgerust met een lader die de spanning van 220 V - 50 Hz omzet in gelijkstroomspanning geschikt voor het opla-
den van de accu's Het opladen stopt automatisch zodra de accu's opgeladen zijn Een indicator in de buurt van de netkabel (18)
geeft het niveau van de acculading weer
2-12
Beschrijving - STACKY
13
28
-
+
VOLTS
22
19
16
2012.12