Controlelampjes controleren
De volgende controlelampjes moeten beslist worden gecontroleerd:
Overige mogelijke fouten: zie Gebruiksaanwijzing van de motor.
Oliedrukcontrole rijaandrijving (79)
59
48
49
44
45
79
Bedienpult2_2009_PLC_C.bmp
- Moet na het starten uitgaan.
m
Als het lampje niet uitgaat:
Rijaandrijving uitgeschakeld laten! Anders kan het gehele hydraulische systeem be-
schadigd raken.
Als de hydraulische olie koud is:
- Transporteurschakelaar (44)/(45) op "handmatig" zetten en wormschakelaar (48)/
(49) op "handmatig zetten.
- De afstandsbediening moet aangesloten zijn en deze wormfuncties moeten op "au-
to" zijn gezet.
- Rijhendel (13) op stand 1 zetten.
- Schakelaar (59) indrukken om het motortoerental te verhogen. Transporteur en
worm beginnen te werken.
- Hydraulische systeem laten warmdraaien tot het lampje uitgaat.
Het lampje gaat uit wanneer de druk lager is dan 2,8 bar = 40 psi.
A
Overige mogelijke fouten: zie paragraaf "Storingen".
D 4.17 8
13