Hoofdstukken 4
Vullen van het koelvloeistofcircuit
Waarschuwing! Wanneer tijdens een
onderhoudsbeurt koelvloeistof moet worden
bijgevuld, laat de motor dan afkoelen alvorens
koelvloeistof bij te vullen. Verwijder de vuldop
langzaam, omdat gevaarlijke koelvloeistof kan
vrijkomen wanneer de koelvloeistof nog heet is en
het systeem onder druk staat.
Vul niet teveel koelvloeistof bij in het
koelvloeistofcircuit. In de vuldop bevindt zich een
ontlastklep die opengaat en waarlangs warme
koelvloeistof wordt afgevoerd wanneer te veel
koelvloeistof wordt bijgevuld.
Voorzichtig: Wanneer er koelvloeistof wordt
bijgevuld, moet dit hetzelfde mengsel zijn als de
koelvloeistof die zich al in het circuit bevindt; zie
'Koelvloeistofspecificatie" op pagina 51 voor meer
informatie over de correcte koelvloeistof in het
circuit.
1. Verwijder de vuldop (A1) van het reservoir
en vul het koelsysteem langzaam tot het
koelvloeistofpeil net onder de leidingen (A2) in
het reservoir staat.
Operking: De lucht hoeft niet uit het systeem te
worden gelaten, behalve wanneer de voorzijde
van de motor 10° hoger is geïnstalleerd
dan de achterzijde. Voor dit type installaties
is een ontluchtingsplug (B1) bovenop de
wateruitlaatadapater voor op de cilinderkop
aangebracht. Deze plug moet worden verwijderd
om de lucht uit het cilinderblok te laten ontsnappen
wanneer het koelsysteem wordt gevuld.
2. Wacht vijf tot tien minuten en controleer het
koelvloeistofpeil; vul, indien nodig, koelvloeistof
bij. Breng de vuldop weer aan.
3. Start de motor. Wanneer de motor de
bedrijfstemperatuur heeft bereikt, stop deze dan
en laat hem afkoelen.
4. Verwijder de vuldop van het reservoir en vul
koelvloeistof bij tot het peil (A2) tussen 25 mm
en 40 mm onder de onderzijde van de leidingen
staat (A1). Breng de vuldop weer aan.
22
TPD1369D