4.7
Sturen
Werkwijze
• Zwenk (9) de dissel naar links of rechts.
Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd.
4.8
Remmen
VOORZICHTIG!
uBij gevaar de dissel in de remstand brengen of de NOODSTOP-schakelaar
indrukken.
Remtypen
Het remgedrag van het intern transportmiddel hangt in belangrijke mate af van de
toestand van de rijweg. De bestuurder moet daar rekening mee houden in zijn
rijgedrag.
Het intern transportmiddel kan op de volgende manieren worden afgeremd:
– Remmen met de bedrijfsrem (dissel in rembereik "B")
– Remmen met de tegenstroomrem (rijschakelaar)
– Remmen met de generatorische rem (uitlooprem)
– De NOODSTOP-schakelaar indrukken, zie pagina 94
Alleen in geval van nood bedienen, omdat daarbij het aandrijfwiel kan worden
beschadigd.
Remmen met de bedrijfsrem
Werkwijze
• De dissel (9) naar boven of onderen
neigen in één van de rembereiken (B).
Het interne transportmiddel wordt met de
maximale vertraging tot stilstand geremd.
Remmen met de tegenstroomrem
Werkwijze
• Rijschakelaar (5) tijdens het rijden in
tegenovergestelde
omschakelen.
Het interne transportmiddel wordt door
tegenstroom afgeremd totdat hij in de
tegenovergestelde richting gaat te rijden.
B
B
richting
9
5
5
99