4
Werken met het interne transportmiddel
4.1
Veiligheidsregels voor het rijden
Rijwegen en werkzones
Er mag uitsluitend worden gereden op wegen die zijn vrijgegeven voor het verkeer.
Onbevoegde derden mogen niet in de werkzone komen. De last mag uitsluitend op
daarvoor bestemde plaatsen worden opgeslagen.
Het interne transportmiddel mag uitsluitend worden bewogen in werkzones, waarin
voldoende verlichting aanwezig is om gevaren voor personen en materiaal te
voorkomen.
GEVAAR!
De toegestane vlak- en puntbelastingen van de rijbanen mogen niet worden
overschreden.
Op onoverzichtelijke plaatsen is het nodig dat een tweede persoon assisteert.
De bediener moet ervoor zorgen dat de laadplaat / laadbrug tijdens het laden en
lossen niet wordt verwijderd of losraakt.
Gedrag tijdens het rijden
De bediener moet de rijsnelheid aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden. De
bediener moet bijvoorbeeld langzaam rijden in bochten en nauwe doorgangen, bij
het rijden door strokengordijnen / klapdeuren en op onoverzichtelijke plaatsen. De
bediener moet altijd een veilige remafstand aanhouden tot de trucks die zich in de
rijrichting gezien vóór hem bevinden en hij moet het intern transportmiddel altijd
onder controle hebben. Onverwacht stoppen (behalve in noodgevallen), snel
omkeren en inhalen op gevaarlijke of onoverzichtelijke plaatsen is verboden.
Zichtverhoudingen tijdens het rijden
De bediener moet in de rijrichting kijken en altijd voldoende overzicht hebben over
het traject dat wordt gereden. Als er lasten worden getransporteerd die het zicht
beperken, moet interne transportmiddel tegen de lastrichting in rijden. Als dit niet
mogelijk is, moet een tweede persoon assisteren en naast het interne
transportmiddel lopen, zodat deze de rijbaan kan inzien en tegelijkertijd oogcontact
met de bediener kan houden. Daarbij enkel in loopsnelheid en met bijzonder
voorzichtig rijden. Intern transportmiddel onmiddellijk stopzetten wanneer het
oogcontact verloren is.
91