7
Stationair toerental
136
1150 min
-1
(Motor op bedrijfs-
temperatuur)
Hill Start Control
met Hill Start Control
Functie van de Hill Start
Control
De Hill Start Control Hill Start
Control verhindert het ongecon-
troleerde achteruitrollen op hellin-
gen door de doelgerichte ingreep
z
in het gedeeltelijk integrale ABS-
remsysteem, zonder dat de be-
stuurder permanent de remhen-
del moet bedienen. Bij activering
van de Hill Start Control wordt de
druk in het achterste remsysteem
opgebouwd, zodat de motorfiets
op een hellend oppervlak blijft
staan.
De tegendruk in het remsysteem
is afhankelijk van de helling.
Invloed van de tegendruk op
het startgedrag
Als met een lage remdruk
wordt gestopt, wordt slechts
een geringe tegendruk
opgebouwd. Het loslaten van
SU
de remmen bij het wegrijden
verloopt snel. Er kan rustiger
worden weggereden. Het is
nauwelijks nodig de gashendel
extra open te draaien.
Als met een hoge remdruk
wordt gestopt, wordt een ho-
gere tegendruk opgebouwd.
Het loslaten van de rem bij het
wegrijden duurt iets langer.
Voor het wegrijden is meer
koppel nodig, waardoor de gas-
hendel verder moet worden
opengedraaid.
Gedrag bij rollend of glijdend
motorvoertuig
Als het motorvoertuig bij ac-
tieve Hill Start Control rolt,
wordt de remdruk verhoogd.
Als het achterwiel glijdt, wordt
de rem na ca. 1 m weer losge-
laten. Zo wordt bijvoorbeeld op
het terrein verhinderd dat men
met een geblokkeerd achter-
wiel naar beneden glijdt.
Loslaten van de rem bij het
afzetten van de motor
Bij het afzetten van de motor met
de nooduitschakelingsschakelaar
of het uitklappen van de zijstan-
daard, wordt de Hill Start Control
gedeactiveerd.
Naast het controle- en waarschu-
wingslampje, moet de bestuur-
der door het volgende gedrag op
de deactivering van de Hill Start
Control worden gewezen: