7
Batterij laden
WAARSCHUWING!
Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden
Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De
gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet
worden ontstoken.
uVerbinden en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de
batterijstekker
transportmiddel zijn uitgeschakeld.
uLader moet zijn afgestemd op de spanning en de laadcapaciteit van de batterij.
uVoor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare
beschadigingen.
uVoor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel
wordt opgeladen.
uDe oppervlakken van de batterijcellen moeten tijdens het laden vrijliggen, om
voldoende ventilatie te garanderen.
uAls er met batterijen wordt gewerkt, mag er niet worden gerookt en mag er geen
open vuur worden gebruikt.
uIn de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogen
zich op een afstand van minimaal 2,5 m geen ontvlambare stoffen of
vonkvormende bedrijfsmiddelen bevinden.
uBrandblussers moeten worden klaargezet.
uGeen metalen voorwerpen op de batterij plaatsen.
uDe veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten
beslist worden nageleefd.
7.1
Batterij laden met stationaire lader
WAARSCHUWING!
Kans op elektrische schokken en brandgevaar door ontbrekende of verkeerd
aangelegde aardlekschakelaar
Door ontbrekende of verkeerd aangelegde aardlekschakelaars kan er in het geval
van een storing een dodelijk letsel ontstaan door elektrische schokken of kunnen er
branden ontstaan.
uEen gevarenanalyse van het bedrijf van de plaats van gebruik moet door de
exploitant worden uitgevoerd.
uIndien nodig een RCD-schakelaar (foutstroomschakelaar, aardlekschakelaar) type
B of B+ gebruiken.
Z
Batterijdeur moet bij het laden minimaal 200 mm geopend zijn, om
voldoende ventilatie te garanderen.
mag
alleen
plaatsvinden
als
het
laadstation
en
intern
55