Belangrijke informatie Dit is de installatiehandleiding voor 1X-F-serie conventionele brandcentrales. Lees deze instructies en alle verwante documentatie volledig door voordat u dit product installeert of in gebruik neemt. Softwarecompatibiliteit De informatie in dit document is bedoeld voor centrales met softwareversie 2,3 of hoger.
Waarschuwingen en disclaimers met betrekking tot de producten DEZE PRODUCTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP AAN EN INSTALLATIE DOOR GEKWALIFICEERDE BEROEPSKRACHTEN. CARRIER FIRE & SECURITY B.V. GEVEN GEEN GARANTIE DAT EEN PERSOON OF ENTITEIT DIE DIENS PRODUCTEN AANSCHAFT, WAARONDER “GEAUTORISEERDE DEALERS” OF "GEAUTORISEERDE WEDERVERKOPERS", OP DE JUISTE WIJZE ZIJN OPGELEID OF VOLDOENDE ERVARING HEBBEN OM PRODUCTEN MET BETREKKING TOT BRAND EN BEVEILIGING OP DE JUISTE WIJZE TE INSTALLEREN.
Pagina 6
Productsymbolen Op het product worden de volgende symbolen gebruikt. Dit symbool geeft aan dat voorzichtigheid moet worden betracht wanneer het apparaat of de bediening nabij de plek van het symbool wordt gebruikt. Dit symbool geeft aan dat de installatiehandleiding moet worden geraadpleegd wanneer het apparaat of de bediening nabij de plek van het symbool wordt gebruikt.
Hoofdstuk 1 Inleiding Overzicht Dit hoofdstuk bevat inleidende informatie over uw centrale en de beschikbare bedieningsmodi. Inhoud Productenreeks 2 Productcompatibiliteit 2 Bedieningsmodi 3 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 1: Inleiding Productenreeks Het 1X-F-serie omvat de hieronder weergegeven modellen. Model Beschrijving 1X-F2 Conventionele brandmeldcentrale voor twee groepen 1X-F4 Conventionele brandmeldcentrale voor vier groepen met waarschuwing 1X-F8 Conventionele brandmeldcentrale voor acht groepen met waarschuwing Alle modellen zijn ontworpen volgens de normen EN 54-2, EN 54-4, BS 58391, NBN S 21-100 en NEN 2535.
Hoofdstuk 1: Inleiding Bedieningsmodi In onderstaande tabel vindt u de ondersteunde bedieningsmodi. De standaard bedieningsmode is EN 54-2 (met EN 54-13-bewaking uitgeschakeld). Tabel 1: Bedieningsmodi Bedieningsmodus EN 54-13 optie Regio beschikbaar [1] EN 54-2 (standaard) Europese Unie EN 54-2 ontruimen Europese Unie (Spanje) EN 54-2 Scandinavië...
Hoofdstuk 2 Installatie Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het installeren van uw centrale en het aansluiten van groepen, brandmeldapparaten en de voedingseenheid. Opmerking: Dit product moet worden geïnstalleerd en onderhouden door geautoriseerd personeel volgens de norm CEN/TS 54-14 (of de overeenkomende nationale norm) en eventuele andere toepasselijke regelgeving.
Hoofdstuk 2: Installatie Indeling van behuizing Indeling van behuizing van centrales voor twee en vier groepen Afbeelding 1: Indeling van behuizing van centrales voor twee en vier groepen 1. Display bestaande uit zeven segmenten 8. Aansluiting van alarmteller 2. Groeps- en systeemaansluitingen 9.
Hoofdstuk 2: Installatie Indeling van behuizing van centrales voor acht groepen Afbeelding 2: Indeling van behuizing van centrales voor acht groepen 1. Display bestaande uit zeven segmenten 8. Sleutelaansluiting 2. Groep- en systeemaansluitingen 9. Aansluiting van alarmteller 3. Uitduwplaatjes voor kabels 10.
Hoofdstuk 2: Installatie Behuizing installeren De behuizing voorbereiden Voordat u de behuizing installeert, verwijdert u de voorklep en vervolgens verwijdert u indien nodig de uitduwplaatjes voor kabels aan de boven-, onder- en achterkant van de behuizing. Installatielocatie van behuizing Zorg dat er op de installatielocatie geen bouwstof en vuil aanwezig is, en dat de installatielocatie niet blootstaat aan hoge temperaturen en vochtigheid.
Hoofdstuk 2: Installatie Behuizing op muur bevestigen In de volgende tabel vindt u de eisen voor nylon muurpennen en schroeven. Model Schroeven Muurpennen Centrales voor twee en vier M4 × 30 (4X) Ø 6 mm (4X) groepen Brandmeldpaneel voor acht M4 ×...
Hoofdstuk 2: Installatie Aansluitingen WAARSCHUWING: Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk letsel of dood door elektrocutie te vermijden, moet u terwijl de centrale op de netvoeding is aangesloten niets aansluiten op de aansluitingen van de centrale of het systeem. Aanbevolen kabels In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen kabels voor optimale systeemprestaties.
Hoofdstuk 2: Installatie Overzicht van de aansluitingen van het brandmeldsysteem Standaard, EN 54-13, BS 5839-1 en intrinsiek veilige aansluitingen van het brandmeldsysteem worden in de volgende afbeeldingen weergegeven. Afbeelding 4: Standaardaansluitingen van het brandmeldsysteem (geen EN 54-13-norm) Afbeelding 5: EN 54-13 aansluitingen van het brandmeldsysteem 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Pagina 18
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 6: BS 5839-1 aansluitingen van het brandmeldsysteem 1. Een diode moet op de montagevoet van de detector zijn aangesloten. (Raadpleeg voor meer informatie de installatiehandleiding bij uw detector). Afbeelding 7: Intrinsiek veilige aansluitingen van het brandmeldsysteem 1.
Hoofdstuk 2: Installatie Groepen en apparaten aansluiten Groepen aansluiten Sluit de groepkabels aan zoals in Afbeelding 4, Afbeelding 5, Afbeelding 6 en Afbeelding 7 hierboven wordt aangegeven. In onderstaand Tabel 3 vindt u de lijnweerstand. Tabel 3: Lijnweerstand Groeptype Lijnweerstand Standaard en BS5839-1 EN 54-13 en intrinsiek veilig Gemengd...
Hoofdstuk 2: Installatie Opmerking: Niet gebruikte groepen moeten vervolgens met een actieve einde lusmodule worden afgesloten of als passieve einde lusmodule worden geconfigureerd en zoals hierboven wordt beschreven met een einde lusweerstand van 4,7 kΩ worden afgesloten. Detectoren aansluiten Sluit detectoren aan zoals weergegeven in Afbeelding 4, Afbeelding 5, Afbeelding 6 en Afbeelding 7 die starten op pagina 11.
Hoofdstuk 2: Installatie Ingangen aansluiten Ingangsfunctionaliteit Elke centrale heeft twee ingangen die met INPUT1 en INPUT2 zijn gemarkeerd. Deze circuits worden als normaal open aangesloten en geactiveerd wanneer ze worden gesloten. Beide ingangen kunnen worden geconfigureerd (zie “Ingangsconfiguratie” op pagina 62). De standaardfunctionaliteit van elke ingang wordt bepaald door de bedieningsmode van de centrale en de instelling van EN 54-13.
Hoofdstuk 2: Installatie Bewaakte ingangen aansluiten Sluit de bewaakte ingangsschakelaars aan op INPUT1 en INPUT2 zoals hieronder in Afbeelding 8 wordt getoond. Afbeelding 8: Bewaakte ingangen aansluiten Hieronder vindt u in Tabel 8 de nominale waarden voor weerstand (inclusief kabelweerstand). Tabel 8: Nominale waarden voor weerstand van bewaakte ingangen Ingangsfunctie Ingang...
Hoofdstuk 2: Installatie Bewaakte uitgangen aansluiten Centrales hebben de volgende bewaakte uitgangen: • Centrales voor twee groepen hebben twee uitgangen die met OUT1 en OUT2 gemarkeerd zijn. • Centrales voor vier en acht groepen hebben vier uitgangen die met OUT1, OUT2, OUT3 en OUT4 gemarkeerd zijn.
Hoofdstuk 2: Installatie Tabel 12: Uitgangsfunctionaliteit Klasse A (voor naleving van de EN 54-13-norm) Bedieningsmodus OUT1/OUT2 OUT3/OUT4 EN 54-2 Signaalgevers Doormelding EN 54-2 ontruimen Signaalgevers Signaalgevers EN 54-2 Scandinavië Signaalgevers Doormelding NBN S 21-100 Evacuatiesignaalgevers Waarschuwings- signaalgevers NEN 2535 Signaalgevers Doormelding Uitgangsafsluiting Uitgangsafsluiting moet altijd worden uitgevoerd, ongeacht of de uitgang in...
Hoofdstuk 2: Installatie Uitgangspolariteit Alle uitgangen zijn polariteitgevoelig. Houd rekening met de polariteit of installeer een diodetype 1N4007 of een soortgelijke diode om omgekeerde activeringsproblemen te voorkomen. Signaalgevers en andere alarmmeldapparatuur aansluiten op bewaakte uitgangen Afhankelijk van de bedieningsmode kunnen er maximaal vier signaalgever- of doormeldingscircuits worden aangesloten.
Pagina 26
Hoofdstuk 2: Installatie De storingsmeldinguitgang aansluiten op externe apparatuur Let op: Deze aansluiting is verplicht om te voldoen aan EN 54-2 clausule 8.9 (storingsdoormeldapparatuur). Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar in de NEN 2535-mode met een bewaakte 2010-1-SB-uitbreidingskaart met preset-instellingen 32 of 35. Zie “Voorinstellingen van uitbreidingskaart”...
Hoofdstuk 2: Installatie Voedingseenheid aansluiten Opmerking: Om ongewenst vonken tegen te gaan, moet u eerst de netvoeding aansluiten voordat u de accu aansluit. De centrale kan worden bediend met 110 V op 60 Hz of 230 V op 50 Hz (+10%/−15%).
Hoofdstuk 2: Installatie Voeding van 115 of 230 V wisselstroom selecteren WAARSCHUWING: Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk letsel of dood door elektrocutie te vermijden, dient u alle stroomtoevoer af te sluiten en opgeslagen energie te ontladen voordat u apparatuur installeert of verwijdert. De voeding van brandmeldpanelen voor twee en vier groepen kan automatisch op 115 of 230 V wisselstroom worden ingesteld en hoeft niet te worden geconfigureerd.
Hoofdstuk 2: Installatie Accu's aansluiten De centrale heeft twee oplaadbare, verzegelde zuur-loodaccu's van 12 V en 7,2 Ah of 12V en 12 Ah nodig (zie “Compatibele accu's” op pagina 85). De accu's moeten in serie aan de onderkant van de behuizing van de centrale worden geïnstalleerd.
Hoofdstuk 2: Installatie Voeden van externe apparatuur (hulpvoedingsuitgang voor 24 V gelijkstroom) Sluit externe apparatuur waarvoor 24 V gelijkstroom benodigd is aan op de 24 AUX-aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 4 op pagina 11. De hulpuitgang voor 24 V gelijkstroom wordt bewaakt op kortsluitingen en open circuits.
Hoofdstuk 2: Installatie Een brandmeldnetwerk aansluiten Opmerking: Raadpleeg het 2010-1-NB Installatieblad van de netwerkkaart voor meer informatie over installatie en aansluiting. Elke 2010-1-NB-netwerkkaart heeft twee poorten. Elke poort is aangesloten (Point to Point) op de overeenkomende poorten van de netwerkkaart in een andere centrale.
Pagina 32
Hoofdstuk 2: Installatie Busconfiguratie Opmerking: Om te voldoen aan de EU-regelgeving gebruikt u deze netwerkconfiguratie alleen wanneer de meldgroepen en verplichte EN 54-2 uitgangsfuncties (signaalgever- en doormelduitgangen) niet extern zijn tussen centrales. Busnetwerkconfiguratie wordt normaal niet aanbevolen, omdat deze niet voorziet in redundantie in het transmissiepad.
Hoofdstuk 3 Configuratie en inbedrijfstelling Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het configureren en in bedrijf stellen van de centrale. De configuratie is onderverdeeld in een basisconfiguratie en een geavanceerde configuratie. Inhoud Gebruikersinterface 29 Gebruikersinterface van centrales voor twee en vier groepen 29 Gebruikersinterface van centrales voor acht groepen 30 Gebruikersniveaus 32 Configuratieoverzicht 34...
Pagina 34
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ingangsconfiguratie 62 Wachtwoorden gebruikersniveau wijzigen. 64 Hulpvoeding (24 V) herstellen 65 Informatie over software, configuratie en serienummers 66 Configuratie uitbreidingskaart 68 Een uitbreidingskaart toevoegen 68 Configuratie uitbreidingskaart 69 Configuratie voor brandmeldnetwerk en herhaalpanelen 71 Basisconfiguratiemogelijkheden 72 Geavanceerde configuratiemogelijkheden 74 Inbedrijfstelling 79 Voordat u de centrale in bedrijf stelt 79...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikersinterface Raadpleeg de bedieningshandleiding voor informatie over de verschillende bedieningsknoppen en indicaties van de centrale. Gebruikersinterface van centrales voor twee en vier groepen Afbeelding 16: Gebruikersinterface van centrales voor twee en vier groepen Legenda 1. Groepenknoppen en LED's (Z1, Z2, enz.) 12.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikersinterface van centrales voor acht groepen Afbeelding 17: Gebruikersinterface van centrales voor acht groepen Legenda 1. Groepenknoppen en LED's (Z1, Z2, enz.) 12. Configuratiebedieningselementen 2. Indicatie-LED Voeding 13. Knop en indicatie-LED Herstel 3. Indicatie-LED Algemene storing 14.
Pagina 37
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 15: Regionale varianten van interfaceknoppen en indicatie-LED's Item EN 54 NEN 2535 NBN S 21-100 Signaalgevers Besturingsapparaat Signaalgevers vertraging vertraging Storing/Uit/Test ontruiming Onderhoud detector Storingsmelding Onderhoud detector Storing/Uitgeschakeld Signaalgevers Signaalgevers aan/stop Ontruiming aan/stop aan/stop Doormelding Doormelding vertraging Waarschuwing signaalgevers...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikersniveaus Voor uw veiligheid zijn de toegangsmogelijkheden van enkele functies van dit product met toegangsniveaus beperkt. De toegangsprivileges voor elk toegangsniveau worden hieronder beschreven. De in dit hoofdstuk beschreven configuratietaken kunnen uitsluitend door een installateur gebruikersniveau worden uitgevoerd, ofwel op basisniveau ofwel op geavanceerd niveau.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikersniveauwachtwoorden en aanduidingen De standaard gebruikersniveauwachtwoorden en de overeenkomende indicatie- LED's en aanduidingen op het display bestaande uit zeven segmenten worden in onderstaande tabel weergegeven. De display met zeven segmenten is alleen zichtbaar wanneer de kap van de centrale verwijderd is. Zie Afbeelding 1 op pagina 6 en Afbeelding 2 op pagina 7.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratieoverzicht Om een snelle configuratie van de meest voorkomende taken mogelijk te maken is de configuratie in twee niveaus onderverdeeld, namelijk de basisconfiguratie en de geavanceerde configuratie. Raadpleeg “Basisconfiguratie” op pagina 39 voor informatie over de basisconfiguratieopties.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bedieningselementen configuratie U kunt met de configuratiebedienelementen van het voorpaneel en de display bestaande uit zeven segmenten de centrale configureren. U kunt de configuratieknoppen ook gebruiken voor het invoeren van het wachtwoord voor het gebruikersniveau. Configuratiebedienelementen De configuratieknoppen bevinden zich op het frontpaneel van de centrale.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Zeven segmenten display Het display met zeven segmenten is alleen zichtbaar wanneer de kap van de centrale verwijderd is (zie Afbeelding 1 op pagina 6 en Afbeelding 2 op pagina 7). Afbeelding 19: Zeven segmenten display 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Veel voorkomende configuratietaken Ga als volgt te werk om de configuratiemodus te openen: 1. Verwijder de kap van de centrale zodat het zeven segmenten display zichtbaar is. 2. Voer een geldig wachtwoord voor installateur gebruikersniveau in (3333 voor basisconfiguratie of 4444 voor geavanceerde configuratie).
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de configuratiemode af te sluiten en uw wijzigingen niet op te slaan: 1. Druk op Herstel. — of — 1. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Basisconfiguratie Het standaardwachtwoord voor de basisconfiguratie is 3333. Na het invoeren van het wachtwoord wordt als eerste menu de standaard basisconfiguratie (verwijzend naar installateur gebruikersniveau) weergegeven. Zie voor meer informatie “Gebruikersniveauwachtwoorden en aanduidingen” op pagina 33. Basisconfiguratiemenu In onderstaande tabel vindt u de configuratieopties voor dit menu.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Menu Waarden Bedieningsmodus Vorige configuratie herstellen Alles Fabrieksconfiguratie herstellen Alles Afsluiten zonder opslaan Alles Opslaan en afsluiten Alles [1] Als een of meer uitbreidingskaarten worden geïnstalleerd, zijn er extra menuopties beschikbaar. Zie “Configuratie uitbreidingskaart” op pagina 68. [2] Er zijn extra menuopties beschikbaar als de centrale is ingesteld voor aansluiting op het brandmeldnetwerk (de ID van het brandmeldnetwerk is niet 00).
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Standaard basisconfiguratie Gebruik dit menu om vaak voorkomende configuratievoorinstellingen van de bedieningsmode te selecteren. De standaardinstelling is 01 (EN 54-2, passieve eindelusmodule) Ga als volgt te werk om een configuratievoorinstelling van de bedieningsmode te selecteren: 1.
Pagina 48
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Het eerste cijfer op het display geeft de bedieningsmodus aan en het tweede cijfer het configuratietype. Als een aangepaste configuratie is ingesteld (via het geavanceerde configuratiemenu), dan is het tweede getal zoals hieronder is aangegeven een nul. Weergave Configuratie Weergave Configuratie...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling EN 54-13-bewaking mode Selecteer via dit menu de groepsbewakingsmode (EN 54-13-bewaking ingeschakeld of uitgeschakeld). EN 54-13-groepsbewaking is standaard uitgeschakeld. Opmerking: EN 54-13-bewakingsmode is niet beschikbaar in BS 5839-1 mode of in elke mode waarin CleanMe is ingeschakeld. De bewakingsmode configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Centrale mode Gebruik dit alleen-lezen-menu om de bedieningsmode van de centrale te bekijken. Ga als volgt te werk om de bedieningsmode weer te geven: 1. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Aangepaste bedieningsmode Als een van de volgende groepconfiguratieinstellingen van de vooraf ingestelde instellingen van de bedieningsmode zijn gewijzigd, wordt er een aangepaste bedieningsmode weergegeven: • Groepvertraging • Groep configuratie • Groeptype • Ingangsconfiguratie In het display met zeven segmenten worden de aanduidingen in de aangepaste mode afgewisseld met aanduidingen in de basisbedieningsmode, zoals hierboven wordt weergegeven.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ontruimingsvertraging Opmerking: Via dit menu stelt u evacuatie signaalgeververtragingen in de NBN S 21-100-mode. Gebruik dit menu om een signaalgeververtraging van maximaal 10 minuten te configureren in bedieningsmodi waarin de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Hieronder vindt u de standaard signaalgeververtragingen voor elke bedieningsmode.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Vertragingsbediening signaalgever uitgangen De vertraging geldt alleen voor de activering van signaalgeveruitgangen als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan: • De vertraging is ingeschakeld • Het alarmactiverende apparaat (detector of handbrandmelder) wordt geïnstalleerd in een automatische groep of het alarmactiverende apparaat is een detector die is geïnstalleerd in een gemengde groep •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Doormeldvertraging Opmerking: Via dit menu configureert u waarschuwing signaalgeververtragingen in de NBN S 21-100-mode. Gebruik dit menu om een waarschuwingsvertraging van maximaal 10 minuten te configureren in bedieningsmodi waarin de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Hieronder vindt u de standaard waarschuwingsvertraging voor elke bedieningsmodus.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening doormeldvertraging De vertraging geldt alleen voor de activering van doormelding (indien ingesteld) als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan: • De vertraging is ingeschakeld • Het alarmactiverende apparaat (detector of handbrandmelder) wordt geïnstalleerd in een automatische groep (of het alarmactiverende apparaat is een detector die is geïnstalleerd in een gemengde groep) •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Uitgebreide doormeldvertraging Gebruik dit menu om een uitgebreide waarschuwingsvertraging van maximaal 10 minuten te configureren in bedieningsmodi waarin de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Hieronder vindt u de standaard uitgebreide waarschuwingsvertraging voor elke bedieningsmode. Tabel 23: Standaardwaarden uitgebreide doormeldvertraging Bedieningsmodus Standaardvertraging in minuten EN 54-2 Scandinavië...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening uitgebreide doormeldvertraging Dezelfde voorwaarden die vereist zijn voor het toepassen van een doormeldvertraging gelden voor het toepassen van een uitgebreide doormeldvertraging (d.w.z. vertraging ingeschakeld, automatisch alarm in een groep met ingestelde vertragingen, geen ingang geactiveerd voor het annuleren van de doormeldvertraging, en geen ingang waarvoor de functie Vertragingen uit is geactiveerd).
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Geavanceerde configuratie Het standaardwachtwoord voor de geavanceerde configuratie is 4444. Na het invoeren van het wachtwoord wordt als eerste menu de geavanceerde standaardconfiguratie (verwijzend naar het geavanceerde gebruikersniveau voor installateurs) of de bedieningsmodus weergegeven. Zie voor meer informatie “Gebruikersniveauwachtwoorden en aanduidingen”...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Menu Waarden Bedieningsmodus Signaalgever opnieuw AAN/UIT Alles starten Uitschakeltijd voor het 0 tot 10 minuten Alles stoppen van signaalgevers Doormeldvertraging 00 tot 10 minuten EN 54-2 EN 54-2 Scandinavië NBN S 21-100 waarschuwingssignaalgever NEN 2535 vertraging voor NBN S 21-100 mode) Uitgebreide...
Pagina 60
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Menu Waarden Bedieningsmodus Ingangsconfiguratie Op afstand resetten Alles Vertragingen uit Uitbreiding vertraging doormelding Doormeldvertraging Klassewijziging Open supervisie storingsmeldinguitgang (alleen NEN 2535) Doormelding bevestiging (type 1, 100 seconden) Doormelding bevestiging (type 2, 240 seconden) FBF-interface (signaalgevers uitgeschakeld) Wachtwoord...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening van signaalgever tijdens groeptest Gebruik dit menu om de signaalgeverbediening tijdens een groeptest te configureren. De standaardinstelling voor alle bedieningsmodi is ON (AAN). Ga als volgt te werk om tijdens een groeptest de bediening van de signaalgever te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Signaalgever opnieuw starten Gebruik dit menu om het opnieuw laten starten van de signaalgevers te configureren, in- of uitschakelen. Zo kunt u bepalen hoe de signaalgever tijdens een brandalarmgebeurtenis moet reageren nadat de signaalgevers door een druk op de toets Signaalgevers aan/stop zijn gestopt en een nieuwe alarmgebeurtenis wordt gerapporteerd.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Uitschakeltijd voor het stoppen van signaalgevers Opmerking: Voor centrales in basis-evacuatiemode geldt dat een eventueel ingestelde uitschakeltijd voor het stoppen van signaalgevers genegeerd wordt. Om te voorkomen dat signaalgevers onmiddellijk worden uitgeschakeld zodra een brandalarm voor het eerst wordt gemeld, is mogelijk de knop Signaalgevers aan/stop tijdelijk geblokkeerd wanneer een geconfigureerde signaalgeververtraging aan het aftellen is.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Groep configuratie Gebruik dit menu om de groepsinstellingen voor elke groep in uw brandmeldpaneel te configureren. De standaardinstelling voor elke bedieningsmode is opgenomen in Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden” op pagina 99. Ga als volgt te werk om de groep te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Groepvertraging Gebruik dit menu om de groepvertragingen voor elke groep in uw brandmeldpaneel te configureren (in- of uitschakelen). Als de groepvertraging AAN is, wordt door elke uitgangactivering (signaalgevers, doormelding en uitbreidingskaartuitgangen) bij melding van een alarm in deze groep, een vertraging overwogen alvorens tot activering over te gaan.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Hieronder vindt u de voor deze functie beschikbare instellingen. Weergave Beschrijving Ingestelde vertragingen worden toegepast wanneer het alarm via deze groep gemeld wordt. Ingestelde vertragingen worden niet toegepast. Uitgangen worden geactiveerd zodra het alarm via deze groep wordt gemeld.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Groeptype Gebruik dit menu om het groepstype voor elke groep in uw brandmeldpaneel te configureren. De standaardinstelling voor elke bedieningsmode is opgenomen in Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden” op pagina 99. Ga als volgt te werk om het groeptype te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ingangsconfiguratie Stel via dit menu de functionaliteit van INPUT1 en INPUT2 in. De standaardinstelling voor elke ingang is opgenomen in Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden” op pagina 99. Ga als volgt te werk om een ingang te configureren: 1.
Pagina 69
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Bedieningsmodus Bevestiging doormelding (type 1, 100 seconden) [1] EN 54-2 EN 54-2 Scandinavisch NEN 2535 Een actieve ingang geeft bevestiging nadat doormelding actief is. Een actieve ingang in een andere situatie genereert een doormeldstoring. Bevestiging doormelding (type 2, 240 seconden) [1] EN 54-2 EN 54-2 Scandinavisch...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Wachtwoorden gebruikersniveau wijzigen. Gebruik de overeenkomende menuoptie (hieronder weergegeven) om de standaard gebruikerswachtwoorden te wijzigen. Wachtwoord voor operator gebruikersniveau Wachtwoord installateur basisgebruikersniveau Wachtwoord installateur geavanceerd gebruikersniveau Ga als volgt te werk om de eerste twee cijfers van een gebruikersniveauwachtwoord te wijzigen: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Hulpvoeding (24 V) herstellen Gebruik dit menu om de herstelinstelling van de hulpvoeding van 24 V te configureren, in- of uitschakelen. De standaardinstelling is OFF (UIT). Ga als volgt te werk om de functie voor het herstellen van de hulpvoeding van 24 V te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Informatie over software, configuratie en serienummers Gebruik de overeenkomende menuoptie (hieronder weergegeven) zodat u informatie over software, configuratie en serienummers kunt bekijken. U kunt deze informatie nodig hebben voor het oplossen van problemen en technische ondersteuning.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De softwareversie controleren: 1. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter. 2. Selecteer een waarde (centrale, uitbreidingskaart of brandmeldnetwerkkaart) met de selectieknoppen (2 en 4). 3. Druk op Enter. 4.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratie uitbreidingskaart Een uitbreidingskaart toevoegen Gebruik dit menu, beschikbaar in de basis- en uitgebreide configuratiemenu's, om het aantal geïnstalleerde uitbreidingskaarten te configureren. De standaardwaarde is 00. Ga als volgt te werk om een uitbreidingskaart toe te voegen: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratie uitbreidingskaart Labels op uitbreidingskaarten Voor configuratiedoeleinden worden uitbreidingskaarten met A en B gelabeld (voor brandmeldpanelen voor twee en vier groepen) of A, B, C en D (voor brandmeldpanelen voor acht groepen). Het label voor een bepaalde module wordt bepaald door de positie (van links naar rechts) in de ruimte voor bedieningspanelen.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Functie van uitbreidingskaart Gebruik dit menu voor het configureren van de uitbreidingsmodulefunctie. De standaardwaarde is afhankelijk van de configuratie van het paneel. Bij de meeste configuraties is de de standaardwaarde 01. Voor panelen met twee zones of panelen die voor EN 54-13 zijn geconfigureerd, is de standaardwaarde 05.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratie voor brandmeldnetwerk en herhaalpanelen Deze sectie beschrijft hoe een brandmeldnetwerk van conventionele bedieningspanelen geconfigureerd dient te worden, teneinde: • Herhalers te verbinden (ieder conventioneel bedieningspaneel kan worden geconfigureerd om te werken als een herhaler) •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Basisconfiguratiemogelijkheden De volgende tabel toont de opties voor het aanmaken van basis brandmeldnetwerkconfiguraties (brandmeldnetwerk). Tabel 27: Basisconfiguratiemogelijkheden voor het brandmeldnetwerk Weergave Beschrijving Waarde Brandmeldnetwerkidentificatie 00 tot 32 voor het paneel (het 00 = Zelfstandig (geen netwerk) knooppuntnummer van het paneel in het netwerk) Standaard: 00...
Pagina 79
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 2. Kies het aantal bedieningspanelen in het netwerk. Dit is niet vereist als u over twee panelen beschikt (bijv, een centrale en een herhaalpaneel). Wanneer u 5 kiest, dienen de ID's van de panelen 1 t/m 5 aanwezig te zijn om een netwerkfout te voorkomen.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Geavanceerde configuratiemogelijkheden De volgende tabel toont de mogelijkheden (beschikbaar voor een gebruiker van uitgebreide configuraties) voor het maken van een uitgebreide brandmeldnetwerkconfiguratie. Tabel 28: Uitgebreide configuratiemogelijkheden voor het brandmeldnetwerk Weergave Beschrijving Waarde Brandmeldnetwerkidentificatie 0 t/m 32 0: Zelfstandig (geen netwerk) Standaard: 0 Aantal knooppunten in het...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Waarde Groep Submenu 1 – 32 Brandmeldnetwerkherhalers Waarden AAN/UIT Standaard: AAN voor knooppunten 1 en 2, UIT voor de rest Uitvoerbediening op afstand voor AAN/UIT het Brandmeldnetwerk Standaard: UIT [1] De basis configuratie-instellingen kunnen worden vervangen door een aangepaste serie van specifieke communicatiepanelen, een brandmeldnetwerkgroep geheten, en een te herhalen serie van panelen, een brandnetwerkherhalergroep geheten.
Pagina 82
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratie van herhaalgroep (rM) Iedere bedieningspaneel in het brandmeldnetwerk kan de informatie van andere knooppunten die onderdeel van de groep uitmaken, herhalen. Een individueel paneel of verschillende panelen kunnen worden herhaald op hetzelfde moment (inclusief adresseerbare panelen) door de herhaalgroep te definiëren.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De bedieningspaneelopdrachten selecteren Kies de opdrachten op het bedieningspaneel (zoals reset, sirenes (de)activeren, paneel deactiveren, vertragingen annuleren) die lokaal of algeheel toegepast moeten worden. Deze opdrachten worden verzonden naar alle andere bedieningspanelen in de brandmeldnetwerkgroep. nC is standaard ingesteld op Yes, zodat bedieningen lokaal zijn maar tevens naar het netwerk verzonden kunnen worden.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Specificeer het herhaaltype van het brandmeldnetwerk Kies de type-instelling voor de herhaler van het brandmeldnetwerk (nr) wanneer u deze wilt gebruiken om de paneelstatus te tonen in plaats van de gebiedstatusinformatie. (nr = Pn). Wanneer het bedieningspaneel is ingesteld om de status van andere panelen te herhalen, tonen de gebiedindicaties algemene informatie van de paneelstatus: de rode gebieds LED geeft het paneel in het netwerk aan dat een alarm voortbrengt (automatisch of handmatig) en de gele gebieds LED toont welk...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Inbedrijfstelling Voordat u de centrale in bedrijf stelt Zorg, voordat u de centrale in bedrijf stelt, dat: • Het centrale correct is geïnstalleerd • De netvoeding 110 of 230 V wisselstroom is en of de netvoeding correct is aangesloten en voldoet aan alle vereisten die in “Voedingseenheid aansluiten”...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Brandmeldpaneel in bedrijf stellen Nadat u alle installatie-, aansluitings- en configuratievereisten zoals hierboven beschreven hebt gecontroleerd kunt u de centrale inschakelen. Normale inschakeling Na het opstarten van de centrale wordt de normale status (stand-by) als volgt aangegeven: •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Accu-inschakeling Om de centrale met de accu's op te starten, drukt u op de accustartknop op de printplaat van de centrale (aangeduid met BAT. START, zie Afbeelding 20 hieronder). Houd de knop ongeveer vijf seconden ingedrukt. Afbeelding 20: Accu-inschakeling 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Functionaliteitstests Maak in de groep een kortsluiting of een open circuit om het rapporteren van storingen in elke groep te testen. Activeer een handbrandmelder om de handmatige alarmmelding te testen. De centrale moet alle geconfigureerde vertragingen opheffen en onmiddellijk de alarmmeldapparatuur en doormeldapparatuur (indien nodig) activeren.
Hoofdstuk 4 Onderhoud Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het onderhoud van het brandmeldpaneel en de accu. Inhoud Onderhoud van brandalarmsysteem 84 Driemaandelijks onderhoud 84 Jaarlijks onderhoud 84 Brandmeldpaneel reinigen 84 Accuonderhoud 85 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 4: Onderhoud Onderhoud van brandalarmsysteem Voer de volgende onderhoudstaken uit om ervoor te zorgen dat uw brandmeldpaneel correct functioneert en voldoet aan alle vereiste Europese regelgeving. Opmerking: Zorg voordat u tests uitvoert ervoor dat de doormelding (indien geconfigureerd) uitgeschakeld is of dat de brandweer van de tests op de hoogte is gesteld.
Hoofdstuk 4: Onderhoud Accuonderhoud Compatibele accu's De centrale heeft twee oplaadbare, verzegelde zuur-loodaccu's (12V en 7,2 Ah of 12 V en 12 Ah) nodig. In onderstaande tabel vindt u een lijst met compatibele accu's voor dit product. Tabel 30: Compatibele accu's Model Type batterij Aanbevolen accu's...
Pagina 92
Hoofdstuk 4: Onderhoud 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 5 Technische specificaties Overzicht Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van de centrale van uw brandalarmsysteem. Inhoud Gebiedspecificaties 88 Ingangs- en uitgangsspecificaties 90 Specificaties van voedingsapparatuur 91 Mechanische specificaties en omgevingsspecificaties 93 Specificaties brandmeldnetwerk 93 Tekeningen en afmetingen van behuizing 94 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Actieve einde lusweerstand EN 54-13 toezicht ingeschakeld EOL-Z einde lusapparaa Intrinsiek veilig 4,7 kΩ einde lusweerstand Aantal detectoren per gebiedcircuit Aritech Dx700 serie max. 20 Andere detectoren [1] max. 32 [2][3] Aantal handbrandmelders per groepencircuit max. 32 [4] [1] Systemen die andere detectoren gebruiken voldoen niet aan EN 54-13.
Pagina 95
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Referentiebereik kortsluiting Groepspanning < 3 V Groepimpedantie < 55 Ω Referentiebereik open circuit Groepimpedantie > 8 kΩ Stroomverbruik groepapparaat ≤ 2,6 mA [1] Gemengde gebieden zijn niet toegestaan op installaties die dienen te voldoen aan EN 54-13 of in intrinsiek veilige gebieden.
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Storingsrelaisuitgang Aantal potentiaalvrije uitgangen Maximum schakelstroom 2 A bij 30 V gelijkstroom Standaardinstelling Onder spanning (storingsveilig) Hulp- 24 V uitvoer Spanning 24 V nominaal max. 28 V min. 21 V Stroom max. 250 mA [1] Het aantal beschikbare uitvoeren is afhankelijk van het model bedieningspaneel, het toezichttype en de bedieningsmodus.
Pagina 98
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Tabel 39: Accu- en acculaderspecificaties Accu's Brandmeldpanelen voor twee en vier groepen 2 x 7,2 Ah Brandmeldpaneel voor acht groepen 2 x 7,2 Ah of 2 x 12 Ah Type batterij Verzegeld, zuur-lood Acculaderspanning 27,3 V bij 20ºC −36 mV/ºC Acculaderstroom Brandmeldpanelen voor twee en vier groepen Max.
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Mechanische specificaties en omgevingsspecificaties Tabel 41: Mechanische specificaties Afmetingen behuizing (geen deksel) Brandmeldpanelen voor twee en vier groepen 300 × 97 × 402 mm Brandmeldpaneel voor acht groepen 421 × 100 × 447 mm Gewicht zonder accu's Brandmeldpanelen voor twee en vier groepen 2,8 kg Brandmeldpaneel voor acht groepen...
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Tekeningen en afmetingen van behuizing Afbeelding 21: Behuizing voor twee en vier groepen met deksel 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Pagina 101
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 22: Behuizing voor twee en vier groepen zonder deksel 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Pagina 102
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 23: Behuizing voor acht groepen met deksel 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Pagina 103
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 24: Behuizing voor acht groepen zonder deksel 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Pagina 104
Hoofdstuk 5: Technische specificaties 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Bijlage A Vooraf ingestelde configuratiewaarden Overzicht Deze bijlage bevat uitgebreide informatie over de configuratieinstellingen voor bedieningsmodi en uitbreidingsmodules. Inhoud Voorinstellingen bedieningsmodus 100 EN 54-2 voorinstellingen 100 EN 54-2 ontruimen 101 EN 54-2 Scandinavië 102 BS 5839-1 103 NBN S 21-100 104 NEN 2535 105 Voorinstellingen van uitbreidingskaart 106 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Voorinstellingen bedieningsmodus EN 54-2 voorinstellingen Tabel 44: Configuratievoorinstellingen Vooraf Centrale EOL type Uitgangstype Signaalgever- Doormeld- Groeptype bepaalde uitgangen uitgangen instelling Twee Passief Klasse B Gemengd groepen Vier Passief Klasse B Gemengd groepen, acht groepen Twee Passief, Klasse B Gemengd...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden EN 54-2 ontruimen Tabel 47: Configuratievoorinstellingen Vooraf Centrale EOL type Uitgangstype Signaalgeveruitgangen Groeptype bepaalde instelling Twee Passief Klasse B Gemengd groepen Vier Passief Klasse B Gemengd groepen, acht groepen Twee Passief, Klasse B Gemengd groepen CleanMe ingeschakeld Vier...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden EN 54-2 Scandinavië Tabel 50: Configuratievoorinstellingen Vooraf Centrale EOL type Uitgangstype Signaalgever- Doormeld- Groeptype bepaalde uitgangen uitgangen instelling Twee Passief Klasse B Gemengd groepen Vier Passief Klasse B Gemengd groepen, acht groepen Twee Passief, Klasse B Gemengd groepen CleanMe...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden NBN S 21-100 Tabel 56: Configuratievoorinstellingen Vooraf Centrale EOL type Uitgangs- Uitgangen Uitgangen Groeptype bepaalde type waarschuwings- evacuatie- instelling signaalgever signaalgever Vier Oneven: Passief Klasse B groepen, Automatisch acht Even groepen: groepen Handmatig Vier Passief, Klasse B Oneven: groepen,...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden NEN 2535 Tabel 59: Configuratievoorinstellingen Vooraf Centrale EOL type Uitgangs- Signaalgever- Doormeld- Groeptype bepaalde type uitgangen uitgangen instelling Vier Oneven: Passief Klasse B groepen, Automatisch acht Even groepen: groepen Handmatig Vier EN 54-13- Klasse A Oneven: groepen, bewaking...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Voorinstellingen van uitbreidingskaart In de volgende tabellen vindt u de displayinstellingen voor de configuratieinstellingen van de relais en de bewaakte uitgang van de uitbreidingsmodules. Tabel 62: Uitbreidingskaart gebiedsconfiguratie met EN 54-13 supervisie ingeschakeld Weergave Groep Uitgang Vertraging Weergave Groep Uitgang Vertraging...
Pagina 113
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 63: Uitbreidingskaart gebiedsconfiguratie met EN 54-13 supervisie uitgeschakeld Weergave Gebeurtenis Uitgang Vertraging Weergave Gebeurtenis Uitgang Vertraging Alarm Zoemer aan Storing Alarm Reset aan Storing Alarm 34 [2] Doormelding (automatisch) Storing Zoemer aan 3 Doormelding (handmatig) Herstel Storing [1]...
Pagina 114
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 64: Uitbreidingskaart sirene circuitconfiguratie met EN 54-13 toezicht uitgeschakeld [1]. Weergave Gebeurtenissen Uitgang Vertraging 90 [2] Ontruiming- signaalgevers Waarschuwings- signaalgevers Signaalgevers (Ontruiming- signaalgevers voor NBN S 21-100) 92 [2] Waarschuwings- signaalgevers [1] Deze voorinstellingen zijn alleen beschikbaar voor uitbreidingskaarten onder toezicht [2] Alleen NN S 21-100 Tabel 65: Uitbreidingskaart gebiedsconfiguratie met EN 54-13 supervisie ingeschakeld Weergave Groep...
Pagina 115
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 66: Uitbreidingskaart gebiedsconfiguratie met EN 54-13 supervisie uitgeschakeld Weergave Gebeur- Uitgangen Ver- Weergave Gebeurtenis Uitgangen Vertraging tenis traging Alarm 1 en 2, 32 [2] Besturings- 1 en 2 3 en 4 apparaat Storings- waarschuwing uitvoer [3] Storing [1], [5] 4 Storing...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 67: Uitbreidingskaart sirene circuitconfiguratie met EN 54-13 toezicht ingeschakeld [1]. Weergave Gebeurtenissen Uitgang Vertraging 90 [2] Ontruimingsignaalgev 1 en 2 Waarschuwingssignaa 3 en 4 lgevers Signaalgevers (of 1 en 2 of 3 en 4 Ontruimingsignaalgev ers voor NBN S 21- 100)
Bijlage B Informatie over regelgeving Europese normen voor brandcontrole- en brandmeldapparatuur Deze centrales zijn ontworpen volgens de Europese normen EN 54-2, EN 54-4, BS 5839-1, NBN S 21-100, en NEN 2535. Daarnaast voldoen alle modellen aan de volgende optionele eisen uit de norm EN 54-2.
Pagina 118
Bijlage B: Informatie over regelgeving Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit Deze centrales zijn ontworpen in overeenstemming met de volgende Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit: • EN 62368-1 • EN 50130-4 • EN 61000-6-3 • EN 61000-3-2 •...
Bijlage B: Informatie over regelgeving Europese regelgeving voor de constructie van producten Dit gedeelte geeft een samenvatting van de aangegeven prestaties conform de Verordening Bouwproducten (EU) 305/2011 en Gedelegeerde Verordeningen (EU) 157/2014 en (EU) 574/2014. Zie de Prestatieverklaring van het product voor gedetailleerde informatie (beschikbaar op firesecurityproducts.com).
Pagina 120
Bijlage B: Informatie over regelgeving 1X-F-serie Installatiehandleiding...
Index belangrijke informatie, ii bevestigen van de behuizing aan de wand, 9 brandmeld doormeldingsvertraging, 48 aanbevolen kabels, 10 brandmeld doormeldingsvertragings werking, aangepaste bedieningsmode, 45 aansluiting van alarm en storings relais, 24 brandmeldalarmsysteem onderhoud, 84 aansluiting van bewaakte ingangen, 16 brandmeldnetwerk en herhaalpanelen aansluiting van bewaakte uitgangen, 17 configuratie, 71 aansluiting van brandmeldsysteem, 25...
Pagina 122
Index groepstype, 61 signaalgevers stoppen uitschakelingstijd, 57 groepsvertraging, 59 software compatibiliteit, ii software, configuratie en seriële nummer informatie, 66 specificatie van de brandmeldnetwerk inbedrijfstelling, 79 herhaalpaneel type, 78 inbedrijfstelling van de centrale, 80 standaard vertragingen, 46, 48, 50 ingang configuratie, 62 ingang en uitgang, specificaties, 90 ingang functionaliteit, 15 toevoegen doormelding netwerk, 51...