Belangrijke informatie Dit is de installatiehandleiding voor 1X-F-reeks conventionele brandbedieningspanelen. Lees voordat u dit product installeert of bedient aandachtig deze instructies en alle verwante documentatie volledig door. Softwarecompatibiliteit De informatie in dit document geldt voor bedieningspanelen met softwareversie 2,3 of hoger. U mag dit document niet gebruiken als een gids voor de installatie, configuratie of bediening van bedieningspanelen met een eerdere softwareversie.
Waarschuwingen en disclaimers met betrekking tot de producten DEZE PRODUCTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP AAN EN INSTALLATIE DOOR GEKWALIFICEERDE BEROEPSKRACHTEN. CARRIER FIRE & SECURITY B.V. GEVEN GEEN GARANTIE DAT EEN PERSOON OF ENTITEIT DIE DIENS PRODUCTEN AANSCHAFT, WAARONDER “GEAUTORISEERDE DEALERS” OF "GEAUTORISEERDE WEDERVERKOPERS", OP DE JUISTE WIJZE ZIJN OPGELEID OF VOLDOENDE ERVARING HEBBEN OM PRODUCTEN MET BETREKKING TOT BRAND EN BEVEILIGING OP DE JUISTE WIJZE TE INSTALLEREN.
Pagina 6
Productsymbolen Op het product worden de volgende symbolen gebruikt. Dit symbool geeft aan dat voorzichtigheid moet worden betracht wanneer het apparaat of de bediening nabij de plek van het symbool wordt gebruikt. Dit symbool geeft aan dat de installatiehandleiding moet worden geraadpleegd wanneer het apparaat of de bediening nabij de plek van het symbool wordt gebruikt.
Hoofdstuk 1 Introductie Samenvatting In dit hoofdstuk vindt u een introductie tot uw bedieningspaneel en de beschikbare werkmodi. Inhoud Productreeks 2 Productcompatibiliteit 2 Werkmodi 3 Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Hoofdstuk 1: Introductie Productreeks Tot de 1X-F-reeks behoren de volgende onderstaande modellen. Model Beschrijving 1X-F2 Twee-zone conventioneel brandalarm bedieningspaneel 1X-F4 Vier-zone conventioneel brandalarm bedieningspaneel met doormelding 1X-F8 Acht-zone conventioneel brandalarm bedieningspaneel met doormelding Alle modellen werden ontworpen in overeenstemming met de volgende normen: EN 54-2, EN 54-4, BS 5839 Bijlage B 1, NBN S 21-100 en NEN 2535.
Hoofdstuk 1: Introductie Werkmodi In de onderstaande tabel ziet u de ondersteunde werkmodi. De standaard werkmodus is EN 54-2 (met EN 54-13 bewaking uitgeschakeld). Tabel 1: Werkmodi Werkmode EN 54-13 optie Regio beschikbaar [1] EN 54-2 (standaard) Europese Unie EN 54-2 evacuatie Europese Unie (Spanje) EN 54-2 Scandinavië...
Hoofdstuk 2 Installatie Samenvatting In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u uw bedieningspaneel installeert en hoe u zones, brandsysteemapparatuur en de voeding aansluit. Opmerking: Dit product moet worden geïnstalleerd en onderhouden door deskundig personeel dat de norm CEN/TS 54-14 volgt (of de desbetreffende nationale norm) en alle andere van toepassing zijnde voorschriften.
Hoofdstuk 2: Installatie Installatie van de behuizing Voorbereiding van de behuizing Voordat u de behuizing installeert dient u het voorplaatje te verwijderen en vervolgens de doorslagopeningen als nodig te verwijderen van de boven-, onder- en achterkant van de behuizing. Waar moet u de behuizing installeren Zorg dat de installatieplaats vrij is van bouwstof en -afval, en immuun is voor extreme temperatuurschommelingen en vochtigheid.
Hoofdstuk 2: Installatie De kast aan de wand bevestigen In de onderstaande tabel ziet u de vereisten voor nylon muurpluggen en schroeven. Model Schroeven Muurpluggen Twee- en vier-zone M4 × 30 (4X) Ø 6 mm (4X) bedieningspanelen Acht-zone bedieningspaneel M4 × 30 (5X) Ø...
Hoofdstuk 2: Installatie Aansluitingen WAARSCHUWING: Elektrocutiegevaar. Maak geen verbindingen met het bedieningspaneel of systeem terwijl het bedieningspaneel is aangesloten op de netvoeding om persoonlijk letsel of overlijden door elektrocutie te vermijden. Aanbevolen kabels In de onderstaande tabel ziet u de Aanbevolen kabels voor een optimale systeemprestatie.
Hoofdstuk 2: Installatie Overzicht van brandsysteemaansluitingen Standaard, EN 54-13, BS 5839-1 en intrinsiek veilige brandsysteemaansluitingen ziet u in de volgende afbeeldingen. Afbeelding 4: Standaard brandsysteemaansluitingen (geen EN 54-13 vereiste) Afbeelding 5: EN 54-13 brandsysteemaansluitingen Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Pagina 18
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 6: BS 5839-1 brandsysteemaansluitingen 1. Er moet een diode aangesloten zijn op de detectorbasis. (Raadpleeg de installatiehandleiding van uw detector voor meer informatie). Afbeelding 7: Intrinsiek-veilige brandsysteemaansluitingen 1. Galvanische grens voor intrinsiek-veilige conventionele detectoren. 2. Galvanische grens voor intrinsiek-veilige brandmeldingsapparatuur. Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Hoofdstuk 2: Installatie Zones en zone-apparatuur aansluiten Zones aansluiten Sluit de zonekabels aan zoals wordt weergegeven in Afbeelding 4, Afbeelding 5, Afbeelding 6 en Afbeelding 7 bovenstaand. De lijnsweerstand wordt weergegeven in Tabel 3 onderstaand. Tabel 3: Lijnsweerstand Zonetype Lijnsweerstand Standaard en BS5839-1 EN 54-13 en intrinsiek-veilig Gemengd...
Hoofdstuk 2: Installatie Detectoren aansluiten Sluit de detectoren aan zoals wordt weergegeven in Afbeelding 4, Afbeelding 5, Afbeelding 6 en Afbeelding 7 vanaf pagina 11. Het paneel ondersteunt conventionele detectoren. Om een optimale bediening te garanderen dient u de detectoren te gebruiken zoals gespecificeerd in de compatibiliteitslijst.
Hoofdstuk 2: Installatie Ingangen aansluiten Ingangsfunctionaliteit Elk bedieningspaneel heeft twee ingangen, aangegeven met INPUT1 en INPUT2. Deze circuits worden aangesloten als normaal geopend en geactiveerd wanneer gesloten. Beide ingangen kunnen geconfigureerd worden (raadpleeg “Ingangsconfiguratie” op pagina 62). De standaard functionaliteit van iedere ingang wordt gedefinieerd door de werkmode van het paneel en EN 54-13 configuratie.
Hoofdstuk 2: Installatie Bewaakte ingangen aansluiten Sluit de bewaakte ingangsschakelaars aan op INPUT1 en INPUT2, zoals wordt weergegeven in Afbeelding 8 onderstaand. Afbeelding 8: Bewaakte ingangen aansluiten Onderstaand in Tabel 8 ziet u de nominale weerstandswaarden (met inbegrip van een eventuele kabelweerstand). Tabel 8: Nominale weerstandswaarden voor bewaakte ingangen Ingangfunctie Ingang...
Hoofdstuk 2: Installatie Bewaakte uitgangen aansluiten Bedieningspanelen hebben de volgende bewaakte uitgangen: • Twee-zone bedieningspanelen hebben twee uitgangen, aangeduid met OUT1 en OUT2. • Vier- en acht-zone bedieningspanelen hebben vier uitgangen, aangeduid met OUT1, OUT2, OUT3 en OUT4. De uitgangen worden bewaakt voor storingen in verband met kortsluitingen en open circuits.
Hoofdstuk 2: Installatie Tabel 12: Class A uitgangsfunctionaliteit (voor EN 54-13-compatibiliteit) Werkmode OUT1/OUT2 OUT3/OUT4 EN 54-2 tijd Doormelding EN 54-2 evacuatie tijd tijd EN 54-2 Scandinavië tijd Doormelding NBN S 21-100 Evacuatiesirenes Waarschuwingsirenes NEN 2535 tijd Doormelding Uitgangbeëindiging Uitgangbeëindiging is te allen tijde vereist, ongeacht of de uitgang gebruikt wordt of niet.
Hoofdstuk 2: Installatie Uitgang polariteit Alle uitgangen zijn polariteitsgevoelig. Bewaak de polariteit of installeer een 1N4007 diode of gelijkaardig om problemen met geïnverteerde activatie te vermijden. Waarschuwingssirenes of andere meldingsapparatuur aansluiten aan bewaakte uitgangen Afhankelijk van de werkmode kunnen maar liefst vier sounder- of meldingsapparatuurcircuits worden aangesloten.
Pagina 26
Hoofdstuk 2: Installatie De foutwaarschuwingsuitgang aansluiten op externe apparatuur Waarschuwing: Deze aansluiting is verplicht om te voldoen aan EN 54-2 clausule 8.9 (Storingswaarschuwing routeringsapparatuur). Opmerking: Deze functie is uitsluitend beschikbaar in NEN 2535-modus met een 2010-1-SB bewaakt uitbreidingsbord dat geconfigureerd werd op presets 32 of 35.
Hoofdstuk 2: Installatie De netvoeding aansluiten Opmerking: Sluit de netvoeding aan alvorens de batterijen aan te sluiten om ongewenste verbuiging te vermijden. Het bedieningspaneel kan bediend worden bij 110 V wisselstroom / 60 Hz of 230 V wisselstroom / 50 Hz (+10%/−15%). De netvoeding moet rechtstreeks van een afzonderlijke doorslagopeningen op het distributiebord van de elektrische voeding in het gebouw worden getrokken.
Hoofdstuk 2: Installatie 115 of 230 V wisselstroom selecteren WAARSCHUWING: Elektrocutiegevaar. U dient alle stroombronnen te verwijderen en opgeslagen energie eerst te laten leeglopen voordat u apparatuur installeert of verwijdert, om persoonlijk letsel of overlijden door elektrocutie te vermijden. De spanningsschakeling voor 115 of 230 V wisselstroom gebeurt automatisch voor twee- en vier-zone bedieningspanelen en vereist geen configuratie.
Hoofdstuk 2: Installatie De batterijen aansluiten Voor het bedieningspaneel heeft u twee 12 V, 7,2 of 12 Ah herlaadbare, sealed, zuur-loodbatterijen nodig (zie “Compatibele batterijen” op pagina 85). De batterijen moeten in reeks in de basis van de behuizing van het bedieningspaneel geïnstalleerd worden.
Hoofdstuk 2: Installatie Stroomgevende hulpapparatuur (24 VDC hulpuitgang) Sluit hulpapparatuur aan die 24 VDC voeding vereist naar de 24 AUX terminals zoals wordt weergegeven in Afbeelding 4 op pagina 11. De externe uitgang van 24 VDC gelijkstroom wordt bewaakt voor kortsluiting en spanningsuitgangs- niveau.
Hoofdstuk 2: Installatie Een brandnetwerk aansluiten Opmerking: Raadpleeg het 2010-1-NB installatieblad voor uw netwerkbord voor gedetailleerde installatie- en aansluitingsinformatie. Elk 2010-1-NB netwerkbord beschikt over twee poorten. Iedere poort is aangesloten (punt-naar-punt) op de overeenkomstige poorten van het netwerkbord in een andere centrale. Afbeelding 13: Aansluitingen netwerkbord Er zijn twee bekabelingsmogelijkheden: •...
Pagina 32
Hoofdstuk 2: Installatie Busconfiguratie Opmerking: Gebruik deze netwerkconfiguratie alleen in gevallen waar de detectiezones en verplichte EN 54-2 uitgangsfuncties (uitgangen waarschuwings- en evacuatiesirenes) niet extern zijn tussen de panelen, om de EU-regelgevingen na te leven. Busnetwerkconfiguratie wordt normaal gesproken niet aanbevolen, aangezien het geen redundantie in het transmissiepad biedt.
Hoofdstuk 3 Configuratie en in werking zetten Samenvatting In dit hoofdstuk vindt u informatie over het inschakelen en in werking zetten van het bedieningspaneel. De configuratie wordt onderverdeeld in basisconfiguratie en geavanceerde configuratie. Inhoud De gebruikersinterface 29 Gebruikersinterface voor twee- en vier-zone bedieningspanelen 29 Gebruikersinterface voor acht-zone bedieningspanelen 30 Gebruikersniveaus 32 Overzicht configuratie 34...
Pagina 34
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Ingangsconfiguratie 62 Gebruikersniveauwachtwoorden veranderen 64 Ext. 24 V reset 65 Informatie over software, configuratie, en serienummer 66 Configuratie van uitbreidingkaart 68 Een uitbreidingskaart toevoegen 68 Configuratie van uitbreidingkaart 69 Configuratie van brandnetwerk en herhaalborden 71 Opties voor de basisconfiguratie 72 Geavanceerde configuratie-opties 74 In werking zetten 79...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten De gebruikersinterface Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer informatie over de verschillende knoppen en indicaties op het bedieningspaneel. Gebruikersinterface voor twee- en vier-zone bedieningspanelen Afbeelding 16: Gebruikersinterface voor twee- en vier-zone bedieningspanelen Legende 1. Zoneknoppen en LED's (Z1, Z2, enz.) 12.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Gebruikersinterface voor acht-zone bedieningspanelen Afbeelding 17: Gebruikersinterface voor acht-zone bedieningspanelen Legende 1. Zoneknoppen en LED's (Z1, Z2, enz.) 12. Configuratieknoppen 2. LED voeding 13. Knop en LED reset 3. LED algemene fout 14. Knop en LED stop zoemer 4.
Pagina 37
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Tabel 15: Regionale varianten van interfaceknoppen en LED's Item EN 54 NEN 2535 NBN S 21-100 Sirene vertraagd Fout/buiten dienst/test Evacuatievertraging brandbescherming Onderhoud detector Foutwaarschuwing fout/buiten Onderhoud detector dienst Sounder start/stop Sounder start/stop Evacuatie start/stop Doormelding Doormelding vertraagd...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Gebruikersniveaus Omwille van veiligheidsredenen zijn sommige functies van dit product beperkt tot specifieke gebruikersniveaus. Onderstaand worden de toegangsprivileges beschreven van ieder gebruikersniveau. De configuratietaken die in dit hoofdstuk beschreven worden kunnen uitsluitend uitgevoerd door een installateur gebruikersniveau, hetzij basis of geavanceerd. Deze gebruikersniveaus zijn voorbehouden voor de installatiecontractanten die bevoegd en verantwoordelijk zijn voor de systeeminstallatie en configuratie.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Wachtwoorden en indicaties van het gebruikersniveau In de onderstaande tabel ziet u de standaard gebruikersniveauwachtwoorden en de overeenkomstige LED en display-indicaties bestaande uit zeven segmenten. De display bestaande uit zeven segmenten is alleen zichtbaar wanneer de beschermkap van het bedieningspaneel wordt verwijderd.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Overzicht configuratie De configuratie is onderverdeeld in basis en geavanceerde niveaus om een snelle configuratie van de meest voorkomende taken mogelijk te maken. Zie “Basisconfiguratie” op pagina 39 voor de opties voor de basisconfiguratie. Zie “Geavanceerde configuratie”...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Configuratieknoppen Het bedieningspaneel wordt geconfigureerd met behulp van de configuratieknoppen op het voorpaneel en de display bestaande uit zeven segmenten. De configuratieknoppen worden ook gebruikt om het gebruikersniveauwachtwoord in te voeren. De configuratieknoppen De configuratieknoppen bevinden zich op de interface van het bedieningspaneel.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten De display bestaande uit zeven segmenten De display bestaande uit zeven segmenten is alleen zichtbaar wanneer de beschermkap van het bedieningspaneel wordt verwijderd (zie Afbeelding 1 op pagina 6 en Afbeelding 2 op pagina 7). Afbeelding 19: De display bestaande uit zeven segmenten 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Veelvoorkomende configuratietaken Doe het volgende om de configuratiemode te openen: 1. Verwijder de beschermkap van het bedieningspaneel zodat de display bestaande uit zeven segmenten zichtbaar is. 2. Voer een geldig installateur gebruikerniveau wachtwoord in (3333 voor basisconfiguratie of 4444 voor geavanceerde configuratie).
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Doe het volgende om de configuratiemode af te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan: 1. Druk op Reset. — of — 1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op Enter.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Basisconfiguratie Het standaard wachtwoord voor de basisconfiguratie is 3333. Nadat u het wachtwoord heeft ingevoerd, is het eerste menu dat weergegeven wordt Basis standaardconfiguratie (geeft het gebruikersniveau basisinstallateur aan). Raadpleeg “Wachtwoorden en indicaties van het gebruikersniveau” op pagina 33 voor meer informatie.
Pagina 46
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Display Menu Waarden Werkmode Afsluiten zonder opslaan Alle Afsluiten en opslaan Alle [1] Er zijn aanvullende menu-opties beschikbaar indien één of meer uitbreidingskaarten geïnstalleerd zijn. Zie “Configuratie van uitbreidingkaart” op pagina 68. [2] Er zijn aanvullende menu-opties beschikbaar indien het paneel geconfigureerd is voor aansluiting op het brandnetwerk (de brandnetwerkidentificatie is niet 00).
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Basis standaardconfiguratie Gebruik dit menu om veelvoorkomende configuratiepresets voor de werkmode te selecteren. De standaardinstelling is 01 (EN 54-2, passieve eindelijn). Doe het volgende om een configuratiepreset voor de werkmode te selecteren: 1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op Enter.
Pagina 48
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten De werkmode wordt aangegeven met het eerste getal in de display en het configuratietype wordt aangegeven met het tweede getal. In het geval dat een aangepaste configuratie werd toegepast (via het geavanceerde configuratiemenu), is het tweede getal een nul, zoals onderstaand wordt weergegeven.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten EN 54-13 bewakingsmode Gebruik dit menu om de zonebewakingsmode te selecteren (EN 54-13 bewaking in- of uitgeschakeld). Standaard is EN 54-13 zonebewaking uitgeschakeld. Opmerking: EN 54-13 bewakingsmode is niet beschikbaar in BS 5839-1 mode of in een mode waar CleanMe ingeschakeld is.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Centrale-mode Gebruik dit “alleen-lezen”-menu om de werkmode van het bedieningspaneel te bekijken. Doe het volgende om de werkmode te bekijken: 1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op Enter. Onderstaand ziet u de display-indicaties voor iedere werkmode.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Aangepaste werkmode Er wordt een aangepaste werkmode aangegeven wanneer één van de volgende instellingen voor zoneconfiguratie gewijzigd zijn ten opzichte van de vooraf ingestelde waarden voor de werkmode: • Zonevertraging • Zoneconfiguratie • Zonetype •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Sirene vertraagd Opmerking: Gebruik dit menu om de evacuatiesirenevertragingen te configureren in NBN S 21-100 Gebruik dit menu om een soundervertraging van maximaal 10 minuten in werkmodi te configureren, in het geval dat de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Onderstaand ziet u de standaard soundervertragingen voor iedere werkmode.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Sirene-uitgangen vertragingsbediening De vertraging geldt uitsluitend voor de activatie van sounderuitgangen indien al het volgende geldt: • De vertraging is geactiveerd • Het initiërende apparaat (detector of handbrandmelder) die geïnstalleerd werd in een automatische zone of het initiërende apparaat is een detector die geïnstalleerd werd in een gemengde zone •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Doormelding vertraagd Opmerking: Gebruik dit menu om de waarschuwingsvertragingen te configureren in NBN S 21-100 Gebruik dit menu om een doormeldingvertraging van maximaal 10 minuten in werkmodi te configureren, in het geval dat de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Onderstaand ziet u de standaard doormelding vertraagd voor iedere werkmode.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Vertraging werking evacuatie De vertraging geldt uitsluitend voor de activatie van evacuatie (indien geconfigureerd) indien al het volgende geldt: • De vertraging is geactiveerd • Het initiërende apparaat (detector of handbrandmelder) die geïnstalleerd werd in een automatische zone (of het initiërende apparaat is een detector die geïnstalleerd werd in een gemengde zone) •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Verlengde doormelding vertraagd Gebruik dit menu om een verlengde doormeldingvertraging van maximaal 10 minuten in werkmodi te configureren, in het geval dat de functie beschikbaar is. Standaardvertragingen Onderstaand ziet u de standaard verlengde doormeldingvertraging voor iedere werkmode.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Werking verlengde doormelding vertraagd Dezelfde voorwaarden die vereist zijn om een doormeldingvertraging toe te passen gelden voor een verlengde doormeldingvertraging (d.w.z. vertraging geactiveerd, automatisch alarm in een zone met geconfigureerde vertragingen, geen onderdrukking doormelding vertraagd geactiveerd en de ingang die gebruik maakt van de functie vertragingen uit is niet geactiveerd).
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Geavanceerde configuratie Het standaard wachtwoord voor geavanceerde configuratie is 4444. Nadat u het wachtwoord heeft ingevoerd, is het eerste menu dat weergegeven wordt de Geavanceerde standaardconfiguratie (geeft het gebruikersniveau geavanceerde installateur aan). Raadpleeg “Wachtwoorden en indicaties van het gebruikersniveau”...
Pagina 59
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Display Menu Waarden Werkmode Verlengde doormelding 00 tot 10 minuten EN 54-2 vertraagd EN 54-2 Scandinavië NEN 2535 Voeg een uitbreidingskaart 00 tot 04 modules Alle toe [1] Brandnetwerkidentificatie [2] 00 tot 32 Alle Software-versie Alleen lezen...
Pagina 60
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Display Menu Waarden Werkmode Wachtwoord 0 tot 4444 Alle gebruikersniveau 3 basis Wachtwoord 0 tot 4444 Alle gebruikersniveau 3 geavanceerd Serienummer printplaat Alleen lezen Alle bedieningspaneel Ext. 24 V reset AAN/UIT Alle Herstel de vorige Alle configuratie Herstel de...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Werking van sounder tijdens een zonetest Gebruik dit menu om de bediening van de sounder te configureren tijdens een zonetest. De standaardinstelling voor alle werkmodi is AAN. Doe het volgende om de bediening van de sounder te configureren tijdens een zonetest: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Herinschakeling sounder Gebruik dit menu om de herinschakeling van de sounder te configureren, aan of uit. Dit bepaalt de werking van de sounder in het geval van een brandalarm, wanneer de sounders werden uitgezet door op de knop Sounder start/stop te drukken en een nieuwe alarmgebeurtenis werd gemeld.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Uitgeschakelde tijd sirenes stop Opmerking: Voor bedieningspanelen in basisevacuatiemode worden alle geconfigureerde uitgeschakelde tijden brandsirene stop genegeerd. Om de onmiddellijk stopzetting van een sounder te verhinderen wanneer een brandalarm voor het eerst gerapporteerd wordt, kan de sounder start/stop-knop tijdelijk uitgeschakeld worden gedurende een vooraf geconfigureerde tijdsperiode wanneer een geconfigureerde soundervertraging aftelt.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Zoneconfiguratie Gebruik dit menu om zone-instellingen te configureren voor iedere zone in uw brandalarmsysteem. De standaardinstelling voor iedere werkmode is inbegrepen in Bijlage A “Configuratiepresets” op pagina 99. Doe het volgende om de zone te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Zonevertraging Gebruik dit menu om zonevertragingen te configureren, (aan of uit), voor iedere zone in uw brandalarmsysteem. Indien de zonevertraging AAN staat, voor alarmen die gerapporteerd worden vanuit deze zone, zal alle uitgangsactivatie (sirenes, doormelding en uitgangen uitbreidingskaarten) voor de activatie een vertraging overwegen.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Onderstaand ziet u de beschikbare instellingen voor deze functie. Display Beschrijving Er worden geconfigureerde vertragingen toegepast wanneer het alarm gerapporteerd wordt vanuit deze zone. Er worden geen geconfigureerde vertragingen toegepast. De uitgangen activeren onmiddellijk wanneer het alarm gerapporteerd wordt vanuit deze zone.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Zonetype Gebruik dit menu om het zonetype te configureren voor iedere zone in uw brandalarmsysteem. De standaardinstelling voor iedere werkmode is inbegrepen in Bijlage A “Configuratiepresets” op pagina 99. Doe het volgende om het zonetype te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Ingangsconfiguratie Gebruik dit menu om de functionaliteit van INPUT1 en INPUT2 te configureren. De standaardinstelling voor iedere ingang is inbegrepen in Bijlage A “Configuratiepresets” op pagina 99. Doe het volgende om een ingang te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Display Beschrijving Werkmode Doormeldingbevestiging (type 1, 100 seconden) [1] [3] EN 54-2 EN 54-2 Scandinavisch Een actieve ingang wijst op bevestiging nadat de NEN 2535 doormelding actief is. Een actieve ingang in andere toestand genereert een doormeldingsfout.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Gebruikersniveauwachtwoorden veranderen Gebruik de desbetreffende menu-optie (zie onderstaand) om de standaard gebruikersniveauwachtwoorden te wijzigen. Wachtwoord operator gebruikersniveau Wachtwoord basisinstallateur gebruikersniveau Wachtwoord geavanceerde installateur gebruikersniveau Doe het volgende om de eerste twee getallen van een gebruikersniveauwachtwoord te veranderen: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Ext. 24 V reset Gebruik dit menu om de externe 24 V resetinstelling te configureren, aan of uit. De standaardinstelling is UIT. Doe het volgende om de 24 V reset te configureren: 1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op Enter.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Informatie over software, configuratie, en serienummer Gebruik de overeenkomstige menu-optie (onderstaand weergegeven) informatie over software, configuratie en serienummer weer te geven. Mogelijk heeft u deze gegevens nodig voor probleemoplossing en technische ondersteuning. Softwareversie (bedieningspaneel, uitbreidingskaart of brandnetwerkbord) Configuratieversie Tijdstempel configuratie...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Doe het volgende om de softwareversie te controleren: 1. Stel de display zoals onderstaand weergegeven in en druk vervolgens op Enter. 2. Selecteer een waarde (paneel, uitbreidingsbord of brandnetwerkbord) met behulp van de knoppen voor waardeselectie (2 en 4). 3.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Configuratie van uitbreidingkaart Een uitbreidingskaart toevoegen Gebruik dit menu, dat beschikbaar is in de basis of geavanceerde configuratiemenu's, om het aantal geïnstalleerde uitbreidingskaarten te configureren. De standaardwaarde is 00. Doe het volgende om een uitbreidingkaart toe te voegen: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Configuratie van uitbreidingkaart Labels uitbreidingskaart Voor de configuratie krijgen de uitbreidingskaarten het label A en B (voor twee- en vier-zone bedieningspanelen) of A, B, C en D (voor acht-zone bedieningspanelen). Het label voor een bepaalde module wordt bepaald door de positie van de module (links naar rechts) in de behuizing van het bedieningspaneel.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Functie van uitbreidingskaart Gebruik dit menu om de functie van de uitbreidingskaart te configureren. De standaardwaarde hangt af van de paneelconfiguratie. Voor de meeste configuraties is de standaardwaarde 01. Voor panelen met twee zones, of voor panelen die geconfigureerd zijn voor EN 54-13, is de standaard 05.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Configuratie van brandnetwerk en herhaalborden Dit gedeelte beschrijft hoe u een brandnetwerk van conventionele bedieningspanelen configureert om: • Herhaalborden aan te sluiten (ieder conventioneel bedieningspaneel kan geconfigureerd worden om te functioneren als een herhaalbord) •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Opties voor de basisconfiguratie In de volgende tabel ziet u de opties voor het creëren van basis brandnetwerk (firenet) configuraties. Tabel 27: Opties voor de basisconfiguratie voor het brandnetwerk Display Beschrijving Waarde Firenet-identificatie voor het 00 tot 32 paneel (het nummer van het 00 = losstaand (geen netwerk)
Pagina 79
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten 2. Selecteer het aantal bedieningspanelen in het netwerk. Dit is niet vereist wanneer u twee panelen hebt (d.w.z. een paneel en een herhaalbord). Indien u 5 selecteert, moeten de paneel-ID's 1 tot 5 aanwezig zijn zodat u geen indicatie van een netwerkfout krijgt.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Geavanceerde configuratie-opties In de volgende tabel ziet u de opties (beschikbaar voor een geavanceerde configuratiegebruiker) voor het creëren van een geavanceerde brandnetwerkconfiguratie. Tabel 28: Opties voor de geavanceerde configuratie voor het brandnetwerk Display Beschrijving Waarde Firenet-identificatie...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Display Beschrijving Waarde Firenet herhaalbord toek. Submenu: 1 – 32 Waarden: AAN/UIT Standaard: AAN voor knooppunten 1 en 2, UIT voor de rest Firenet externe uitgang controle AAN/UIT Standaard: OFF [UIT] [1] De basis configuratie-instelling kan vervangen worden door een aangepaste reeks specifieke panelen voor communicatie die een firenettoekenning (nM) worden genoemd, en een reeks te herhalen panelen, die een firenet herhaalbordtoek.
Pagina 82
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Configuratie herhaalbordtoek. (rM) Ieder bedieningspaneel in het brandnetwerk kan de informatie van andere knooppunten herhalen die onderdeel vormen van de firenettoekenning. Een uniek paneel of verschillende panelen kunnen tegelijkertijd herhaald worden (inclusief adresseerbare panelen) door de herhaalbordtoekenning te definiëren. Als standaard zal de basisinstelling voor het bepalen van het aantal knooppunten (nn) het bedieningspaneel instellen om in de herhaalbordtoekenning (rM) dezelfde bedieningspanelen te activeren in de firenettoekenning.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Voorbeelden: Indien we zone 1 uitschakelen in bedieningspaneel 1 en bedieningspaneel 1 herhaalt bedieningspaneel 2, zal de zone 1 in bedieningspaneel 2 ook uitgeschakeld worden (gedeelde zone volledig uitgeschakeld.) Indien we zone 1 in bedieningspaneel 1 uitschakelen maar bedieningspaneel 2 wordt niet herhaald, wordt zone 1 in paneel 2 niet uitgeschakeld.
Pagina 84
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Selecteer externe uitgang controle Stel de firenet externe uitgang controle (nO) op AAN indien u een adresseerbaar compatibel bedieningspaneel in het brandnetwerk wilt om de uitgangen van het conventionele paneel te sturen (sounders, evacuatie, brandbescherming, uitgang foutwaarschuwing, en uitgangen uitbreidingskaarten) met geavanceerde programmeeropties.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten In werking zetten Voordat u het bedieningspaneel in werking zet Controleer het volgende voordat u het bedieningspaneel in werking zet: • Controleer of het bedieningspaneel correct geïnstalleerd werd • Controleer of de netspanning 110 VAC of 230 VAC is, of deze correct is aangesloten en overeenstemt met alle vereisten zoals beschreven in “De netvoeding aansluiten”...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Het bedieningspaneel in werking zetten Zodra alle installatie-, aansluiting- en configuratievereisten werden gecontroleerd zoals bovenstaand beschreven, kan het bedieningspaneel in werking gezet worden. Normaal opstarten Na het opstarten van het bedieningspaneel, wordt de normale status (stand-by) als volgt aangeduid: •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Opstarten vanaf batterij Om het bedieningspaneel in werking te zetten vanaf de batterijen, dient u op de knop batterij start op de printplaat van het bedieningspaneel (aangeduid als BAT. START, zie Afbeelding 20 onderstaand). Houd de knop gedurende circa 5 seconden ingedrukt.
Hoofdstuk 3: Configuratie en in werking zetten Functionele tests Creëer een kortsluiting en open circuit in de zone om de foutmelding voor iedere zone te testen. Activeer een handbrandmelder om de handmatige alarmmelding te testen. Het bedieningspaneel zou alle geconfigureerde vertragingen moeten opheffen en alarmmeldingsapparatuur en brandmelding (indien van toepassing) onmiddellijk moeten activeren.
Hoofdstuk 4 Onderhoud Samenvatting In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van brandalarmsystemen en batterij-onderhoud. Inhoud Onderhoud brandalarmsysteem 84 Driemaandelijks onderhoud 84 Jaarlijks onderhoud 84 Het bedieningspaneel schoonmaken 84 Batterijonderhoud 85 Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Hoofdstuk 4: Onderhoud Onderhoud brandalarmsysteem Voer de volgende onderhoudstaken uit om zeker te stellen dat het brandalarmsysteem correct werkt en voldoet aan alle vereiste Europese voorschriften. Opmerking: Voordat u tests uitvoert, dient u te controleren of de evacuatie (indien geconfigureerd) is uitgeschakeld en dat de brandweer werd verwittigd. Driemaandelijks onderhoud Test minstens één apparaat per zone en controleer of het bedieningspaneel op alle fout- en alarmgebeurtenissen reageert.
Hoofdstuk 4: Onderhoud Batterijonderhoud Compatibele batterijen Voor het bedieningspaneel heeft u twee 12V, 7,2 of 12 Ah herlaadbare, sealed, zuur-loodbatterijen nodig. In de onderstaande tabel ziet u de compatibele batterijen voor dit product. Tabel 30: Compatibele batterijen Model Batterijtype Aanbevolen batterijen Twee- en vier-zone 12V, 7,2 Ah BS127N-A (7,2 Ah)
Hoofdstuk 4: Onderhoud Batterijen vervangen De batterijen moeten zo nu en dan worden vervangen, volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De levensduur van een batterij is vier jaar. Voorkom dat de batterijen helemaal leeg lopen. Gebruik steeds de aanbevolen vervangende batterijen. Doe het volgende om de batterijen te vervangen: 1.
Hoofdstuk 5 Technische specificaties Samenvatting In dit hoofdstuk vindt u technische specificaties voor het bedieningspaneel van uw brandalarm. Inhoud Zonespecificaties 88 Ingang- en uitgangspecificaties 90 Voedingsspecificaties 91 Mechanische en omgevingsspecificaties 93 Specificaties brandnetwerk 93 Behuizing tekeningen en afmetingen 94 Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
4,7 kΩ eindelijnsweerstand BS 5839-1 Actief eindelijnsapparaat EOL-Z eindelijnsapparaat 4,7 kΩ eindelijnsweerstand Aantal detectoren per zonecircuit Aritech Dx700 serie 20 max. Overige detectoren [1] 32 max. [2][3] Aantal handbrandmelders per zonecircuit 32 max. [4] [1] Systemen die andere detectoren gebruiken zijn niet EN 54-13-compatibel.
Pagina 95
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Kortsluiting referentiebereik Zonespanning < 3 V Zone-impedantie < 55 Ω Open circuit referentiebereik Zone-impedantie > 8 kΩ Stroomverbruik zone-apparaat ≤ 2,6 mA [1] Gemengde zones zijn niet toegestaan in installaties die EN 54-13-compatibiliteit of intrinsiek- veilige zones vereisen Tabel 33: Automatische en handmatige zonespecificaties Standaard / BS EN 54-13...
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Foutrelais uitgang Aantal potentiaalvrije uitgangen Stroomwisseling 2 A bij 30 VDC max. Standaard status Onder spanning (veilig bij defect) Hulp 24 VDC uitgang Spanning 24 VDC nominaal 28 VDC max. 21 VDC min. Stroom 250 mA max. [1] Het aantal beschikbare uitgangen hangt af van het model van bedieningspaneel, bewakingstype en werkmode.
Pagina 98
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Tabel 39: Batterijen en batterij-oplader soecificaties Batterijen Twee- en vier-zone bedieningspanelen 2 x 7,2 Ah Acht-zone bedieningspaneel 2 x 7,2 Ah of 2 x 12 Ah Batterijtype Sealed, zuur-lood Spanning batterij-oplader 27,3 V bij 20ºC −36mV/ºC Stroom batterij-oplader Twee- en vier-zone bedieningspanelen Max.
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Behuizing tekeningen en afmetingen Afbeelding 21: Twee- en vier-zone behuizing met beschermkap Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Pagina 101
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 22: Twee- en vier-zone behuizing zonder beschermkap Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Pagina 102
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 23: Acht-zone behuizing met beschermkap Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Pagina 103
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 24: Acht-zone behuizing zonder beschermkap Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Pagina 104
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Bijlage A Configuratiepresets Samenvatting In deze bijlage vindt u gedetailleerde informatie over de configuratiepresets voor de werkmode en uitbreidingskaart. Inhoud Presets werkmode 100 EN 54-2 presets 100 EN 54-2 evacuatie 101 EN 54-2 Scandinavië 102 BS 5839-1 103 NBN S 21-100 104 NEN 2535 105 Presets uitbreidingskaart 106 Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Bijlage A: Configuratiepresets Presets uitbreidingskaart In de volgende tabellen staan de display-instellingen voor relais en de configuratiepresets voor bewaakte uitgang uitbreidingskaart. Tabel 62: Uitbreidingskaart zoneconfiguratie met EN 54-13 bewaking uitgeschakeld Display Zone Uitgang Vertr. Display Zone Uitgang Vertr. 1 en 2 3 en 4 5 en 6 7 en 8...
Bijlage A: Configuratiepresets Tabel 63: Uitbreidingskaart gebeurtenisconfiguratie met EN 54-13 bewaking uitgeschakeld Display Gebeurtenis Uitgang Vertr. Display Gebeur-tenis Uitgang Vertr. Alarm Zoemer aan Fout Alarm Reset aan Fout Alarm 34 [2] Evacuatie (auto) Fout Zoemer aan Doormelding (handmatig) Reset Fout [1] 35 [2] Doormelding Alarm...
Pagina 114
Bijlage A: Configuratiepresets Tabel 64: Uitbreidingskaart soundercircuit configuratie met EN 54-13 bewaking uitgeschakeld [1] Display Gebeurtenissen Uitgang Vertr. 90 [2] Evacuatiesirenes Waarschuwingsirenes 3 tijd (Evacuatiesounders voor NBN S 21-100) 92 [2] Waarschuwingsirenes 1 [1] Deze presets zijn alleen beschikbaar voor bewaakte uitbreidingskaarten. [2] Alleen NBN S 21-100.
Pagina 115
Bijlage A: Configuratiepresets Tabel 66: Uitbreidingskaart gebeurtenisconfiguratie met EN 54-13 bewaking ingeschakeld Display Gebeurtenis Uitgangen Vertr. Display Gebeurtenis Uitgangen Vertr. Alarm 1 en 2, 32 [2] Brandbe- 1 en 2 3 en 4 scherming Uitgang foutwaar- schuwing [3] Fout [1], [5] Fout 1 en 2, Zoemer aan...
Pagina 116
Bijlage A: Configuratiepresets Tabel 67: Uitbreidingskaart soundercircuit configuratie met EN 54-13 bewaking ingeschakeld [1] Display Gebeurtenissen Uitgang Vertr. 90 [2] Evacuatiesirenes 1 en 2 Waarschuwingsirenes 3 en 4 Sounders (of 1 en 2 of 3 en 4 evacuatiesounders voor NBN S 21-100) 92 [2] Waarschuwingsirenes 1 en 2 of 3 en 4 [1] Deze presets zijn alleen beschikbaar voor bewaakte uitbreidingskaarten.
Bijlage B Informatie over regelgeving Europese normen voor brandbewakings- en indicatie-apparatuur Deze bedieningspanelen werden ontworpen in overeenstemming met de volgende Europese normen: EN 54-2, EN 54-4, BS 5839-1, NBN S21-100 en NEN 2535. Bovendien voldoen alle modellen aan de volgende EN 54-2 optionele vereisten. Tabel 68: Europese normen Optie Beschrijving...
Bijlage B: Informatie over regelgeving Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit Deze bedieningspanelen werden ontworpen in overeenstemming met de volgende Europese normen voor elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit: • EN 62368-1 • EN 50130-4 • EN 61000-6-3 • EN 61000-3-2 •...
Bijlage B: Informatie over regelgeving Europese regelgeving voor de constructie van producten Dit gedeelte geeft een samenvatting van de aangegeven prestaties conform de Verordening Bouwproducten (EU) 305/2011 en Gedelegeerde Verordeningen (EU) 157/2014 en (EU) 574/2014. Zie de Prestatieverklaring van het product voor gedetailleerde informatie (beschikbaar op firesecurityproducts.com).
Pagina 120
Bijlage B: Informatie over regelgeving Installatiehandleiding voor de 1X-F-reeks...
Inhoudsopgave 115 of 230 V wisselstroom selecteren, 22 een brandnetwerk aansluiten, 25 een brandnetwerkbord toevoegen, 51 een uitbreidingskaart toevoegen, 68 EN 54-13 bewakingsmode, 43 aanbevolen kabels, 10 EN 54-2 evacuatie, 101 aangepaste werkmode, 45 EN 54-2 presets, 100 aansluitingen, 10 EN 54-2 Scandinavië, 102 alarm- en foutrelais aansluiten, 24 ext.
Pagina 122
Inhoudsopgave indeling behuizing voor twee- en vier-zone selecteren van de verwerking voor externe bedieningspanelen, 6 zones in alarm, 77 Informatie over software, configuratie en sirene vertraagd, 46 serienummer, 66 sirene-uitgangen vertragingsbediening, 47 ingang- en uitgangspecificaties, 90 Softwarecompatibiliteit, ii ingangen aansluiten, 15 specificaties brandnetwerk, 93 ingangsconfiguratie, 62 specificeer het firenet herhaalbordtype, 77...