Belangrijke informatie Dit is de installatiehandleiding voor 1X-E4-serie brandmeld- en ontruimingscentrales. Lees deze instructies en alle verwante documentatie volledig door voordat u dit product installeert of in gebruik neemt. Softwarecompatibiliteit De informatie in dit document is bedoeld voor centrales met softwareversie 2.0 of hoger.
Pagina 5
UTCFS op de hoogste is gesteld van de mogelijkheid van zulke schade en ongeacht of eventuele remedies niet voldoen aan hun oorspronkelijke opzet. U bent verplicht het apparaat volgens deze handleiding, de toepasbare codes en de instructies van de bevoegde juridische autoriteiten te installeren. Hoewel tijdens het voorbereiden van deze handleiding alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om een nauwkeurige inhoud te garanderen, aanvaardt UTCFS geen enkele verantwoordelijkheid voor fouten of weglatingen.
Hoofdstuk 1 Inleiding Overzicht Dit hoofdstuk bevat inleidende informatie over uw centrale en de beschikbare bedieningsmodi. Inhoud Productenreeks 2 Productcompatibiliteit 2 Bedieningsmodi 2 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 1: Inleiding Productenreeks Panelen in de 1X-E4-serie zijn conventionele brandmeld- en ontruimingscentrales. De serie omvat de hieronder weergegeven modellen. Model Beschrijving 1X-E4 Conventionele brandmeld- en ontruimingscentrale voor vier groepen die vier ontruimingszones ondersteunt zonder alarmteller 1X-E4-NL Conventionele brandmeld- en ontruimingscentrale voor vier groepen die vier ontruimingszones ondersteunt met alarmteller Alle modellen zijn ontworpen in overeenstemming met de normen EN 54-2, EN 54-4 en NEN 2575.
Hoofdstuk 1: Inleiding Wanneer de centrale is geconfigureerd voor EN 54-13 groepsbewaking, toont de desbetreffende insert een indicatie-LED Storing uitgang Storing/Uitgeschakeld voor gebruik in de storingsmelding voor de uitgangbewaking, vereist door EN 54-13. 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 2 Installatie Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het installeren van uw controlepaneel en het aansluiten van groepen, brand- en ontruimingssystemen en de voedingseenheid. Opmerking: Dit product moet worden geïnstalleerd en onderhouden door geautoriseerd personeel volgens de norm CEN/TS 54-14 (of de overeenkomende nationale norm) en eventuele andere toepasselijke regelgeving.
Hoofdstuk 2: Installatie Indeling van behuizing Afbeelding 1: Indeling van behuizing voor 1X-E4-serie centrales 1. Display bestaande uit zeven segmenten 8. Sleutelaansluiting 2. Groep- en systeemaansluitingen 9. Aansluiting van alarmteller 3. Uitduwplaatjes voor kabels 10. Aansluitblok voor zekeringen 4. Uitduwplaatjes voor montageschroeven 11.
Hoofdstuk 2: Installatie Behuizing installeren De behuizing voorbereiden Voordat u de behuizing installeert, verwijdert u de voorklep en vervolgens verwijdert u indien nodig de uitduwplaatjes voor kabels aan de boven-, onder- en achterkant van de behuizing. Installatielocatie van behuizing Zorg dat er op de installatielocatie geen bouwstof en vuil aanwezig is, en dat de installatielocatie niet blootstaat aan hoge temperaturen en vochtigheid.
Pagina 14
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 2: Posities van de montagegaten Ga als volgt te werk om de behuizing van de centrale op de muur te monteren: 1. Markeer boorpunten op de muur, waarbij u de behuizing als sjabloon gebruikt. 2. Boor alle vereiste gaten en steek een muurplug van 6 mm in elk boorgat. 3.
Hoofdstuk 2: Installatie Menu-inserts De laatste stap in de installatie van de behuizing is het plaatsen van de menu- insert die overeenkomt met de gewenste systeemconfiguratie. De standaardconfiguratie maakt geen gebruik van EN 54-13 groepsbewaking. Gebruik voor deze configuratie de gedrukte insert met de aanduiding NEN 2575. Als de centrale wordt geconfigureerd voor de toepassing van EN 54-13 groepsbewaking, bevat de desbetreffende insert een label voor de indicatie-LED Storing uitgang Storing/Uitgeschakeld.
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 3: Menu-inserts toevoegen Aansluitingen WAARSCHUWING: Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk letsel of dood door elektrocutie te vermijden, moet u terwijl de centrale op de netvoeding is aangesloten niets aansluiten op de aansluitingen van de centrale of het systeem. Aanbevolen kabels In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen kabels voor optimale systeemprestaties.
Hoofdstuk 2: Installatie Kabel Kabelomschrijving Maximale kabellengte Brandmeldnetwerkkabel Twisted-pair, Cat 5 1,2 km 12 tot 26 AWG (3,31 tot 0,13 mm²) Opmerking: U mag andere soorten kabels gebruiken mits deze voldoen aan de locatiespecifieke EMI-voorwaarden en installatietests. Gebruik kabeldoorvoer van 20 mm om een schone en veilige aansluiting op de behuizing van de centrale te waarborgen.
Pagina 18
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 5: Standaard systeemaansluitingen, voor naleving van de EN 54-13-norm Afbeelding 6: Actieve einde lusweerstand systeemaansluitingen 1. Een diode moet op de montagevoet van de detector zijn aangesloten. (Raadpleeg voor meer informatie de installatiehandleiding bij uw detector). 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 7: Intrinsiek veilige systeemaansluitingen 1. Galvanische barrière voor intrinsiek veilige conventionele detectoren. 2. Galvanische barrière voor intrinsiek veilige brandmeldapparatuur. Groepen en apparaten aansluiten Groepen aansluiten Sluit de groepkabels aan zoals in Afbeelding 4, Afbeelding 5, Afbeelding 6 en Afbeelding 7 hierboven wordt aangegeven.
Pagina 20
Hoofdstuk 2: Installatie Afsluitingsgroepen Groepsafsluiting moet altijd worden uitgevoerd, ongeacht of de zone in gebruik is of niet. Het type afsluiting is afhankelijk van de installatie, zoals hieronder in Tabel 4 wordt weergegeven. Tabel 4: Groepsafsluitingen Installatietype Groepsafsluiting Einde lusweerstand van 4,7 kΩ Standaard en intrinsiek veilige groepen EN 54-13 groepen...
Hoofdstuk 2: Installatie Tabel 5: HBM-weerstanden Groeptype Weerstand handbrandmelder [1] Standaard / actieve EN 54-13 Intrinsiek veilig einde lusweerstand 100 Ω Gemengd Niet ondersteund Niet ondersteund 100 tot 680 Ω 100 tot 470 Ω 250 tot 560 Ω Handmatig [1] De weerstand moet een vermogen van ten minste 1 W hebben. Opmerking: De standaardinstellingen voor groepdetectie voor elke bedieningsmode vindt u in Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden”...
Pagina 22
Hoofdstuk 2: Installatie Ingangsfunctie Geactiveerd Standby ≤ 9 kΩ > 9 kΩ Klassewijziging ≤ 9 kΩ > 9 kΩ Vertragingen uit Bewaakte ingangen aansluiten Sluit de bewaakte ingangsschakelaars aan op INPUT1 en INPUT2 zoals in Afbeelding 8 op pagina 16 wordt getoond. Afbeelding 8: Bewaakte ingangen aansluiten Hieronder vindt u in Tabel 8 de nominale waarden voor weerstand (inclusief kabelweerstand).
Hoofdstuk 2: Installatie Bewaakte uitgangen aansluiten De ontruimingscentrale beschikt over zes uitgangen, aangeduid met OUT1 tot OUT6. De uitgangen worden bewaakt op open circuits en kortsluiting. Uitgangsklasse De uitgangen van de ontruimingscentrale kunnen worden geconfigureerd voor gebruik met Klasse A of Klasse B, afhankelijk van de gewenste bewakingsmode. De standaarduitgangsinstelling is klasse B.
Pagina 24
Hoofdstuk 2: Installatie Tabel 11: Uitgangsfunctionaliteit Klasse A (voor naleving van de EN 54-13-norm) Bedieningsmodus OUT1/OUT2 OUT3/OUT4 2010-1-SB [1] 2010-1-SB [1] 2010-1-SB [2] OUT1/OUT2 OUT3/OUT4 OUT3 NEN 2575 met vier Ontruiming- Ontruiming- Ontruiming- Ontruiming- Storings- ontruimingszones signaalgevers signaalgevers signaalgevers signaalgevers waarschuwing voor groep 1 voor groep 2...
Pagina 25
Hoofdstuk 2: Installatie Doormeldapparatuur aansluiten op bewaakte uitgangen Sluit de doormeldapparatuur aan zoals in onderstaande Tabel 13 is aangegeven. Tabel 13: Doormeldapparatuur aansluiten Bedieningsmodus Uitgangsklasse Doormelding Doormelding (automatisch) (handmatig) NEN 2575 (EN 54-13 Klasse B OUT5 OUT6 uitgeschakeld) NEN 2575 (EN 54-13 Klasse A OUT5, OUT6 OUT5, OUT6...
Hoofdstuk 2: Installatie Voedingseenheid aansluiten Opmerking: Om ongewenst vonken tegen te gaan, moet u eerst de netvoeding aansluiten voordat u de accu aansluit. De centrale kan worden bediend met 110 V op 60 Hz of 240 V op 50 Hz (+10% of −15%).
Hoofdstuk 2: Installatie De standaardvoedingsinstelling is 230 VAC. Gebruik voor bediening met 115 VAC een kleine schroevendraaier om de voedingsschakelaar, die zich aan de zijkant de voedingseenheid bevindt, zoals in Afbeelding 11 hieronder wordt aangegeven, te wijzigen. Let op: Mogelijke schade aan apparatuur. Een onjuiste voedingsinstelling kan de voedingseenheid vernietigen.
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 12: Accu’s aansluiten Let op: Mogelijke schade aan apparatuur. Er mogen geen andere apparaten op de BATT-aansluiting worden aangesloten. Voeden van externe apparatuur (hulpvoedingsuitgang voor 24 VDC) Sluit externe apparatuur waarvoor 24 VDC benodigd is aan op de 24 AUX- aansluitingen zoals aangegeven in Afbeelding 4 op pagina 11.
Hoofdstuk 2: Installatie Uitbreidingskaarten aansluiten Waarschuwing: Mogelijke schade aan apparatuur. Koppel de centrale altijd los van de netvoeding voordat u een uitbreidingskaart installeert. Zie het installatieblad van uw uitbreidingskaart voor gedetailleerde installatiegegevens. Een brandmeldnetwerk aansluiten Opmerking: Raadpleeg het 2010-1-NB Installatieblad van de netwerkkaart voor meer informatie over installatie en aansluiting.
Pagina 30
Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 14: Ringconfiguratie brandmeldnetwerk Busconfiguratie Opmerking: Om te voldoen aan de EU-regelgeving gebruikt u deze netwerkconfiguratie alleen wanneer de meldgroepen en verplichte EN 54-2 uitgangsfuncties (signaalgever- en doormelduitgangen) niet extern zijn tussen centrales. Busnetwerkconfiguratie wordt normaal niet aanbevolen, omdat deze niet voorziet in redundantie in het transmissiepad.
Hoofdstuk 3 Configuratie en inbedrijfstelling Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het configureren en in bedrijf stellen van de centrale. De configuratie is onderverdeeld in een basisconfiguratie en een geavanceerde configuratie. Inhoud Gebruikersinterface 27 Gebruikersinterface voor ontruimingscentrales 27 Gebruikersniveaus 28 Configuratieoverzicht 29 Bedieningselementen configuratie 30 Veel voorkomende configuratietaken 31...
Pagina 32
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Informatie over software, configuratie en serienummers 49 Configuratie uitbreidingskaart 50 Een uitbreidingskaart toevoegen 50 Configuratie uitbreidingskaart 51 Configuratie voor brandmeldnetwerk en herhaalpanelen 53 Basisconfiguratiemogelijkheden 53 Geavanceerde configuratiemogelijkheden 55 Inbedrijfstelling 60 Voordat u de centrale in bedrijf stelt 60 Brandmeldpaneel in bedrijf stellen 61 Functionaliteitstests 62 Responstijden 62...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikersinterface Raadpleeg de bedieningshandleiding voor informatie over de verschillende bedieningsknoppen en indicaties van de centrale. Gebruikersinterface voor ontruimingscentrales Afbeelding 16: Gebruikersinterface voor ontruimingscentrales 1. Groepsknoppen en indicatie-LED’s 12. Knop Algemene test en indicatie-LED 2. Ontruimingszoneknoppen en indicatie-LED’s 13.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratieopties Configuratie-opties kunnen resulteren in gewijzigde interfaceknoppen en indicatie-LED’s. Zie Tabel 14 hieronder. Tabel 14: Geconfigureerde wijzigingen voor interfaceknoppen en indicatie-LED’s Item NEN 2575 NEN 2575 met EN 54-13 Onderhoud detector Storing uitgang Storing/Uitgeschakeld Gebruikersniveaus Voor uw veiligheid zijn de toegangsmogelijkheden van enkele functies van dit product met toegangsniveaus beperkt.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling centrale benodigd zijn. Dit niveau is tevens nodig voor installateurs die kleine aanpassingen willen doen nadat ze een basisinstallatie hebben ingesteld. De wachtwoorden en aanduidingen voor elk gebruikersniveau worden beschreven in “Gebruikersniveauwachtwoorden en aanduidingen” op pagina 29. Gebruikersniveauwachtwoorden en aanduidingen De standaard gebruikersniveauwachtwoorden en de overeenkomstige indicatie- LED’s en aanduidingen op het display bestaande uit zeven segmenten worden in...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bedieningselementen configuratie U kunt met de configuratiebedienelementen van het voorpaneel en de display bestaande uit zeven segmenten de centrale configureren. U kunt de configuratieknoppen ook gebruiken voor het invoeren van het wachtwoord voor het gebruikersniveau. Configuratiebedienelementen De configuratieknoppen bevinden zich op het frontpaneel van de centrale.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Zeven segmenten display Het zeven segments display is alleen zichtbaar wanneer de kap van de centrale verwijderd is (zie Afbeelding 1 op pagina 6). Afbeelding 18: Zeven segmenten display 1. Indicatie-LED Modus 2. Indicatie-LED voor instellingen Tabel 16: Mode en waarde van LED’s Bevestigd Aanduidingen...
Pagina 38
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Als er een configuratiemenu is geselecteerd, brandt de indicatie-LED voor instellingen op het zeven segments display continu. Ga als volgt te werk om een waarde te selecteren: 1. Selecteer met de selectieknoppen (2 en 4) de vereiste waarde. 2.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 17: Zichtbare aanduidingen voor instellingen Status Aanduiding Huidige instelling Beide decimale punten op het display branden continu Nieuwe Beide decimale punten op het geselecteerde display knipperen instelling Andere instelling Beide decimale punten op het display branden niet Ga als volgt te werk om de vorige configuratie te herstellen: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Menu Waarden Mode Centrale NEN 2575 4E NEN 2575 2E NEN 2575 1E Aangepast Doormelding vertraging 00 tot 10 minuten Uitgebreide doormelding vertraging 00 tot 10 minuten Uitbreidingskaart toevoegen [1] 00 tot 04 modules ID van brandmeldnetwerk [2] 00 tot 32 Vorige configuratie herstellen...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Druk op Enter. 4. Sla uw wijzigingen op. Hieronder vindt u een lijst met geselecteerde configuratieinstellingen voor de bedieningsmode. Zie Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden” op pagina 77 voor een uitgebreide lijst met alle beschikbare configuratieinstellingen en -kenmerken.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De Signaalgever en Doormelding Storing/Uit/Test indicatie-LED’s en alle groeps-LED’s knipperen snel om aan te geven dat het configuratiemenu van de bewakingsmode actief is. 2. Selecteer de bewakingsmode met de selectieknoppen (2 en 4). 3. Druk op Enter. 4.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Aangepaste bedieningsmode Als een van de volgende groepconfiguratieinstellingen van de vooraf ingestelde instellingen van de bedieningsmode zijn gewijzigd, wordt er een aangepaste bedieningsmode weergegeven: • Groepvertraging • Groep configuratie • Groeptype • Ingangsconfiguratie In het display met zeven segmenten worden de aanduidingen in de aangepaste mode afgewisseld met aanduidingen in de basisbedieningsmode, zoals hierboven wordt weergegeven.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening doormelding vertraging De vertraging geldt alleen voor de activering van doormelding (indien ingesteld) als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan: • De vertraging is ingeschakeld • Het alarmactiverende apparaat (detector of handbrandmelder) wordt geïnstalleerd in een automatische groep (of het alarmactiverende apparaat is een detector die is geïnstalleerd in een gemengde groep) •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening uitgebreide doormeldvertraging Dezelfde voorwaarden die vereist zijn voor het toepassen van een doormeldvertraging gelden voor het toepassen van een uitgebreide doormeldvertraging (d.w.z. vertraging ingeschakeld, automatisch alarm in een groep met ingestelde vertragingen, geen ingang geactiveerd voor het annuleren van de doormeldvertraging, en geen ingang waarvoor de functie Vertragingen uit is geactiveerd).
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Het geavanceerde configuratiemenu In Tabel 20 hieronder vindt u de configuratieopties voor dit menu. Raadpleeg het verwante onderwerp voor meer informatie over elke optie. Opmerking: Alle in “Basisconfiguratie” op pagina 33 opgenomen configureerbare opties zijn ook beschikbaar in het geavanceerde configuratiemenu.
Pagina 47
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Menu Waarden Groep configuratie Passieve eindelusweerstand Actieve eindelusweerstand Niet vergrendeld Passieve eindelusweerstand met CleanMe Actieve eindelusweerstand met CleanMe Intrinsiek veilig Groepvertraging AAN/UIT Groeptype Gemengd Automatisch Handmatig Ingangsconfiguratie Op afstand resetten Vertragingen uit Uitbreiding vertraging doormelding Doormeldvertraging Klassewijziging Open supervisie storingsmeldinguitgang...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening van signaalgever tijdens groeptest Gebruik dit menu om de signaalgeverbediening tijdens een groeptest te configureren. De standaardinstelling voor alle bedieningsmodi is AAN. Ga als volgt te werk om tijdens een groeptest de bediening van de signaalgevers te configureren: 1.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 4. Sla uw wijzigingen op. Hieronder vindt u de voor deze functie beschikbare instellingen. Weergave Beschrijving De signaalgevers starten opnieuw als er een nieuwe brandalarmgebeurtenis wordt gegenereerd vanuit een andere groep. De signaalgevers starten niet opnieuw als er een nieuwe brandalarmgebeurtenis wordt gegenereerd vanuit een andere groep.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Passieve einde lusweerstand met CleanMe [1] Actieve einde lusweerstand met CleanMe [1] Intrinsiek veilige groep [1][2] [1] Optie is niet beschikbaar als EN 54-13-bewaking is ingeschakeld. [2] Standaard worden groepen met even nummers als handmatig ingesteld en groepen met oneven nummers als automatisch.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Als de indicatie-LED van het groepalarm snel knippert, is het overeenkomende groepconfiguratiemenu actief. 3. Selecteer met de selectieknoppen (2 en 4) een waarde. 4. Druk op Enter. 5. Sla uw wijzigingen op. Hieronder vindt u de voor deze functie beschikbare instellingen. Weergave Beschrijving Ingestelde vertragingen worden toegepast wanneer het...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Gemengde groep. De centrale maakt automatisch onderscheid tussen een automatisch alarm (door een detector gegenereerd) en een handmatig alarm (door een handbrandmelder met een 100 Ω weerstand gegenereerd). [1] Automatische groep. Alle brandalarmen worden door een detector als gerapporteerd beschouwd, zelfs als het brandalarm door een handbrandmelder in de groep is gerapporteerd.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de eerste twee cijfers van een gebruikersniveauwachtwoord te wijzigen: 1. Stel het display voor het gewenste gebruikersniveauwachtwoord in en druk vervolgens op Enter. 2. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Als de centrale wordt hersteld, wordt de uitgang AUX 24V ook hersteld. Als de centrale wordt hersteld, wordt de uitgang AUX 24V niet hersteld. Informatie over software, configuratie en serienummers Gebruik de overeenkomende menuoptie (hieronder weergegeven) zodat u informatie over software, configuratie en serienummers kunt bekijken.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Hiermee geeft u de softwareversie of het serienummer van de netwerkkaart weer De softwareversie controleren: 1. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter. 2. Selecteer een waarde (centrale, uitbreidingskaart of brandmeldnetwerkkaart) met de selectieknoppen (2 en 4).
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om een uitbreidingskaart toe te voegen: 1. Stel het display in zoals hieronder is aangegeven en druk vervolgens op Enter. De indicatie-LED Uitbreiding I/U Storing/Uit knippert snel om aan te geven dat het configuratiemenu van de module actief is.
Pagina 58
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Waarde Vertraging van uitgang 4 van 00 tot 10 minuten module A [1] De beschikbare waarden hangen af van het geïnstalleerde type uitbreidingskaart en van de geselecteerde supervisie. Zie Bijlage A “Vooraf ingestelde configuratiewaarden” op pagina 77. Functie van uitbreidingskaart Gebruik dit menu voor het configureren van de uitbreidingsmodulefunctie.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Druk op Enter. 4. Herhaal indien nodig de stappen 1 tot 3 voor elke uitgang (1 tot 4) op elke geïnstalleerde module (A, B, C en D) waarop een vertraging nodig is. 5. Sla uw wijzigingen op. Configuratie voor brandmeldnetwerk en herhaalpanelen Deze sectie beschrijft hoe een brandmeldnetwerk van conventionele centrales...
Pagina 60
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Waarde Initieel groepnummer van het 0001 tot 9999 brandmeldnetwerk [2] Het nummer bestaat uit vier cijfers. Per positie zijn dit: 1234. Druk op Up om de eerste twee cijfers van het nummer (posities 1 en 2) in te voeren. Druk op Down om de laatste twee cijfers van het nummer (posities 3 en 4) in te voeren.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De groepen zijn globaal. Een gebeurtenis in een groep of in een groepsnummer dat tevens wordt gebruikt in de lokale centrale, genereert een respons alsof de gebeurtenis plaatsvond in een lokale groep. Voorbeeld: In een vier-groeps ontruimingspaneel met initiële groep 10 zijn de groepen 10, 11, 12 en 13 beschikbaar.
Pagina 62
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 23: Uitgebreide configuratiemogelijkheden voor het brandmeldnetwerk Weergave Beschrijving Waarde Brandmeldnetwerkidentificatie 0 tot 32 0: Zelfstandig (geen netwerk) Standaard: 0 Aantal verbindingen in het 2 tot 32 brandmeldnetwerk [1] Standaard: 2 Initieel groepsnummer van het 0001 tot 9999 brandmeldnetwerk wanneer het Het nummer bestaat uit vier cijfers.
Pagina 63
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Weergave Beschrijving Waarde Uitvoerbediening op afstand voor AAN/UIT het Brandmeldnetwerk Standaard: UIT [1] De basis configuratie-instellingen kunnen worden vervangen door een aangepaste serie van specifieke communicatiepanelen, een brandmeldnetwerkgroep geheten, en een te herhalen serie van panelen, een brandnetwerkherhaalpaneelgroep geheten. Wanneer de configuratie wordt gewijzigd door nM of rM aan te passen, is de weergegeven waarde voor het aantal knooppunten (nn) in het brandmeldnetwerk Cu, wat aangeeft dat het om een aangepaste netwerkconfiguratie gaat.
Pagina 64
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Standaard stellen de basisinstellingen dat het aantal knooppunten bewerkstelligen, (nn) de centrales om de herhaalgroep (rM) te activeren hetzelfde in als de centrales in de brandmeldnetwerkgroep. (Bijv. De centrales herhalen standaard alle informatie van alle andere centrales in het brandmeldnetwerk.) De indicaties tonen de logische OR-functie van de lokale indicatie samen met dezelfde indicatie op andere panelen die herhaald worden.
Pagina 65
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De klasse van de lus selecteren Selecteer de klasse van de lus (nL) om het paneel te configureren conform de bedradingstopologie die u heeft geselecteerd: Klasse A (ring) of Klasse B (bus). Klasse A wordt aanbevolen om redundantie in het communicatiepad te bieden. Klasse B kan alleen worden gebruikt voor herhaalpanelen zonder bedieningseisen.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Wanneer de centrale wordt geconfigureerd voor nevenuitvoerbediening, zal het niet langer uitgangen activeren die zijn gebaseerd op de eigen logica. Alleen uitgangen met opdrachten uit het brandmeldnetwerk worden geactiveerd. Deze bedieningsmode is storingsveilig, dus: wanneer de centrale een storing in het brandmeldnetwerk constateert, activeert de uitgang met de lokale logica of de nevenopdrachten.
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Brandmeldpaneel in bedrijf stellen Nadat u alle installatie-, aansluitings- en configuratievereisten zoals hierboven beschreven hebt gecontroleerd kunt u de centrale inschakelen. Normale inschakeling Na het opstarten van de centrale wordt de normale status (stand-by) als volgt aangegeven: •...
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Afbeelding 19: Accu-inschakeling Functionaliteitstests Maak in de groep een kortsluiting of een open circuit om het rapporteren van storingen in elke groep te testen. Activeer een handbrandmelder om de handmatige alarmmelding te testen. De centrale moet alle geconfigureerde vertragingen opheffen en onmiddellijk de alarmmeldapparatuur en doormeldapparatuur (indien nodig) activeren.
Pagina 69
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebeurtenis Responstijd Aardfout Minder dan 100 seconden Storing in acculader Minder dan 100 seconden Storing vanwege ontbreken Minder dan 3 minuten van accu’s Netvoedingsstoring Minder dan 3 minuten Uit bedrijf storing Minder dan 100 seconden Storing in Minder dan 3 minuten zekering/beveiliging...
Pagina 70
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 4 Onderhoud Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het onderhoud van het brandalarm- en ontruimingssysteem en de accu. Inhoud Systeemonderhoud 66 Driemaandelijks onderhoud 66 Jaarlijks onderhoud 66 Brandmeldpaneel reinigen 66 Accuonderhoud 66 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 4: Onderhoud Systeemonderhoud Voer de volgende onderhoudstaken uit om ervoor te zorgen dat de brandalarm- en ontruimingssystemen correct werken en voldoen aan alle vereiste Europese regelgevingen. Opmerking: Zorg voordat u tests uitvoert ervoor dat de doormelding (indien geconfigureerd) uitgeschakeld is of dat de brandweer van de tests op de hoogte is gesteld.
Pagina 73
Hoofdstuk 4: Onderhoud Problemen met accu’s oplossen Een knipperende indicatie-LED Storing voeding geeft aan dat er storingen in de accuvoeding en/of accuzekeringen optreden. Als deze indicatie-LED knippert, controleer dan of: • De accukabels in goede staat verkeren • De accukabels stevig en goed op de accu en de printplaat van de centrale zijn aangesloten Als de kabels in goede staat verkeren en alle aansluitingen in orde zijn, moeten de accu’s onmiddellijk worden vervangen.
Pagina 74
Hoofdstuk 4: Onderhoud 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Hoofdstuk 5 Technische specificaties Overzicht Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van de centrale van uw brandalarm- en ontruimingssysteem. Inhoud Groepspecificaties 70 Ingangs- en uitgangsspecificaties 71 Specificaties van voedingsapparatuur 73 Mechanische specificaties en omgevingsspecificaties 74 Specificaties brandmeldnetwerk 74 Tekeningen en afmetingen van behuizing 75 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Actief eindelijnsapparaat EN 54-13 EOL-Z eindelijnsapparaat Einde lusweerstand van 4,7 kΩ Intrinsiek veilig Aantal detectoren per groepcircuit Aritech Dx700 serie max. 20 Andere detectoren [1] max. 32 [2][3] Aantal handbrandmelders per groepencircuit max. 32 [4] [1] Systemen die andere detectoren gebruiken voldoen niet aan EN 54-13.
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Hulp- 24 VDC uitvoer Spanning 24 VDC nominaal max. 28 VDC min. 21 VDC Stroom max. 250 mA [1] Het aantal beschikbare uitgangen is afhankelijk van het model centrale, het toezichttype en de bedieningsmodus. Zie “Voorinstellingen bedieningsmodus” op pagina 78 voor meer informatie.
Hoofdstuk 5: Technische specificaties Tabel 34: Stroomverbruikspecificaties van centrale (EN 54-4) Min. stroomverbruik (Imin) [1] 0,069 A Max. stroomverbruik tijdens standby (Imax a) 0,39 A Max. stroomverbruik tijdens alarm (Imax b) 2,78 A [1] Geen storingen, geen accu ladend, met standaard weerstand EOL. Mechanische specificaties en omgevingsspecificaties Tabel 35: Mechanische specificaties...
Bijlage A Vooraf ingestelde configuratiewaarden Overzicht Deze bijlage bevat uitgebreide informatie over de configuratieinstellingen voor bedieningsmodi en uitbreidingsmodules. Inhoud Voorinstellingen bedieningsmodus 78 NEN 2575 4E voorinstellingen 78 NEN 2575 2E voorinstellingen 79 NEN 2575 1E voorinstellingen 79 Extra configuratie-eigenschappen 80 Voorinstellingen van uitbreidingskaart 80 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden NEN 2575 2E voorinstellingen Tabel 40: Configuratievoorinstellingen Vooraf bepaalde instelling Centrale Twee ontruimingszones EOL type Passief Uitgangstype Klasse B Uitgangen evacuatiesignaalgever Doormelduitgangen Groeptype Oneven: Automatisch Even groepen: Handmatig Tabel 41: Ingangen en uitgangen Ingang / Standaard EN 54-13 uitgang...
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 43: Ingangen en uitgangen Ingang / Standaard EN 54-13 uitgang INPUT1 Doormeldvertraging annuleren Type doormeldbevestiging 1 INPUT2 Vertragingen uit Storingsmelding open supervisie OUT1 Signaalgevercircuit (geactiveerd door Signaalgevercircuit (geactiveerd door een brandalarm in groep 1, 2, 3 of 4) een brandalarm in groep 1, 2, 3 of 4) OUT2 Signaalgevercircuit (geactiveerd door...
Pagina 87
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 45: Uitbreidingskaart groepsconfiguratie met EN 54-13 supervisie uitgeschakeld Weergave Groep Uitgang Vertraging 1 of 2 3 of 4 5 of 6 7 of 8 1 en 2 3 en 4 5 en 6 7 en 8 1, 2, 3 of 4 5, 6, 7 of 8 1 en 2...
Pagina 88
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Tabel 46: Expansion board event configuration with EN 54-13 supervision disabled Weergave Gebeurtenis Uitgang Vertraging Alarm 1 tot 4 Storing 1 tot 4 Alarm 1 tot 2 Storing 3 tot 4 Alarm Storing Zoemer aan Herstel Storing [1] 1 tot 4...
Pagina 89
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Weergave Gebeurtenis Uitgang Vertraging 36 [4] Externe RB/SBx.01 uitvoeractivering [4] Externe RB/SBx.02 uitvoeractivering [4] Externe RB/SBx.03 uitvoeractivering [4] Externe RB/SBx.04 uitvoeractivering [4] [1] Storingsveiligheidsmodus: Uitvoer is actief terwijl er geen storing is. [2] Deze voorinstellingen zijn alleen beschikbaar voor uitbreidingskaarten onder toezicht van 2010-1-SB.
Pagina 90
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Weergave Gebeurtenissen Uitgang Vertraging Signaalgevers ontruimingsuitgang 3 Signaalgevers ontruimingsuitgang 4 [1] Elke ontruimingszone is gekoppeld aan de desbetreffende knop en indicatie-LED voor de ontruimingszone in de gebruikersinterface. Tabel 48: Groepsconfiguratie uitbreidingskaart met EN 54-13 supervisie ingeschakeld Weergave Groep Uitgangen...
Pagina 91
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Weergave Gebeurtenis Uitgangen Vertraging 34 [2] Doormelding (automatisch) 1 en 2 Doormelding (handmatig) 3 en 4 35 [2] Doormelding 1 en 2 Storingswaarschuwing uitvoer [3] 3 Storing [5] 36 [4] Neven RB/SBx.01 1 en 2 uitvoeractivatie [4] Neven RB/SBx.01 3 en 4...
Pagina 92
Bijlage A: Vooraf ingestelde configuratiewaarden Weergave Gebeurtenissen Uitgang Vertraging Signaalgevers ontruimingsuitgang 3 Signaalgevers ontruimingsuitgang 4 [1] Elke ontruimingszone is gekoppeld aan de desbetreffende indicatie- LED, knop en functionaliteit in de gebruikersinterface 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Bijlage B Productconformiteit Overzicht Deze bijlage bevat informatie over regelgeving die van toepassing is op uw centrale Inhoud Europese normen 88 Europese regelgeving voor de constructie van producten 89 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Bijlage B: Productconformiteit Europese normen Europese normen voor brandcontrole- en brandmeldapparatuur De 1X-E4-serie centrales voor brandalarm en ontruiming is ontworpen in overeenstemming met de Europese normen EN 54-2, EN 54-4 en NEN 2575. Daarnaast voldoen alle modellen aan de volgende optionele eisen uit de norm EN 54-2.
Bijlage B: Productconformiteit Europese regelgeving voor de constructie van producten Dit gedeelte bevat zowel informatie over regelgeving en een samenvatting op de aangegeven prestaties volgens de Construction Products Regulation 305/2011. Voor gedetailleerde informatie verwijzen we naar de Product Declaration of Performance.
Pagina 96
Bijlage B: Productconformiteit 1X-E4-serie Installatiehandleiding...
Bijlage B: Productconformiteit Index de klasse van de lus selecteren, 59 de opdrachten van de centrale selecteren, 58 aanbevolen kabels, 10 de storingsmeldinguitgang aansluiten op aangepaste bedieningsmode, 37 externe apparatuur, 19 aansluitingen, 10 detectoren aansluiten, 14 aansprakelijkheidsbeperking, ii doormeldapparatuur aansluiten op bewaakte accu’s aansluiten, 21 uitgangen, 19 accu-inschakeling, 61...
Pagina 98
het brandmeldnetwerk en de herhalingsgroepen configureren, 57 signaalgever opnieuw starten, 42 het geavanceerde configuratiemenu, 40 signaalgevers en andere alarmmeldapparatuur hulpvoeding (24 V) herstellen, 48 aansluiten op bewaakte uitgangen, 18 softwarecompatibiliteit, ii specificaties brandmeldnetwerk, 74 inbedrijfstelling, 60 specificaties van voedingsapparatuur, 73 indeling van behuizing, 6 specificeer het herhaaltype van het indicatie-LED Storing uitgang...