Hoofdstuk 7
5.
Selecteer de gewenste opties voor de afdruktaak met de functies die beschikbaar zijn
op de tabbladen Geavanceerd, Snel afdrukopties instellen, Effecten, en Kleur.
Tip
een van de vooraf ingestelde taken op het tabblad Snel afdrukopties instellen
te kiezen. Klik op een type afdruktaak in de lijst Snel afdrukopties instellen. De
standaardinstellingen voor het type afdruktaak worden ingesteld en samengevat
op het tabblad Snel afdrukopties instellen. Indien nodig kunt u de instellingen
hier aanpassen en uw aangepaste instellingen opslaan als nieuwe snelle
afdrukoptie. Als u een aangepaste optie voor snel afdrukken wilt opslaan,
selecteert u de desbetreffende optie en klikt u op Opslaan als. Om een sneloptie
te verwijderen, selecteert u de sneloptie en klikt u op Verwijderen.
6.
Klik op OK om het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.
7.
Klik op Afdrukken of OK om het afdrukken te starten.
De HP Photosmart instellen als de standaardprinter
U kunt de HP Photosmart instellen als standaardprinter voor alle softwaretoepassingen.
Dit betekent dat de HP Photosmart automatisch wordt geselecteerd in de printerlijst
wanneer u de optie Afdrukken kiest uit het menu Bestand in een softwaretoepassing.
De standaardprinter wordt ook automatisch geselecteerd wanneer u op de knop
Afdrukken in de werkbalk van de meeste softwaretoepassingen klikt. Voor meer
informatie, zie de Windows Help-functie.
De afdrukinstellingen wijzigen voor de huidige taak
U kunt de afdrukinstellingen van de HP Photosmart aan praktisch elke taak aanpassen.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Het papierformaat instellen
•
De papiersoort voor afdrukken instellen
•
De afdrukresolutie weergeven
•
De afdruksnelheid of afdrukkwaliteit wijzigen
•
De afdrukstand wijzigen
•
Het formaat van een document aanpassen
•
De verzadiging, helderheid of kleurtint wijzigen
•
Een voorbeeld weergeven van de afdruktaak
Het papierformaat instellen
Met de instelling Grootte kan de HP Photosmart het afdrukgebied op de pagina bepalen.
Bij bepaalde opties voor het papierformaat beschikt u over een gelijkwaardige variant
zonder rand, waarmee u kunt afdrukken op de randen aan de onder-, boven- en zijkanten
van het papier.
Doorgaans stelt u het papierformaat in de softwaretoepassing in waarmee u het
document of het project maakt. Als u echter papier van een aangepast formaat gebruikt
of als u het papierformaat niet kunt instellen in de softwaretoepassing, kunt u het
papierformaat wijzigen in het dialoogvenster Eigenschappen voordat u begint met
afdrukken.
50
Afdrukken vanaf de computer
U kunt eenvoudig de gewenste opties voor uw afdruktaak selecteren door