Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Stiebel Eltron WPF 5 Gebruiks- En Montage-Aanwijzing pagina 34

Inhoudsopgave

Advertenties

43 Anti-legionella
Bij activering van de anti-legionellafunctie wordt de WW-boiler door de warmtepomp bij elke 20e opwarming en eenmaal per week tot de
maximale temperatuur opgewarmd.
In een WW-installatie in een eengezinswoning dient nagegaan te worden, of op grond van de regelmatige waterdoorstroming deze functie
achterwege kan blijven.
50
Minimale ontdooitijd (alleen voor WPL)
Vooraf in te stellen tijd (min) voor de ontdooiing op de IWS. De ingestelde tijd geldt voor de handmatige of noodzakelijke ontdooiing. Volg
de montagevoorschriften van de WPL op.
Stel deze tijd niet te lang in, omdat het ontdooiproces anders te laat eindigt. Houd in normale gevallen de standaardwaarde aan.
51
Handmatig ontdooien (alleen voor WPL)
De handmatige ontdooiing geldt voor alle aangesloten warmtepompen. In stand 1 wordt het proces eenmalig op gang gebracht en het kan
dan niet in de tussentijd afgebroken worden. De ontdooitijd richt zich naar parameter 50. Op het display knipperen de
installatiestatussymbolen. De aard van de ontdooiing is van invloed op de WP-circulatiepompen. Bij persgasontdooiing worden deze uit-, bij
omkeerontdooiing ingeschakeld. Het soort ontdooiing wordt vooraf bepaald door de draaischakelaar op de IWS. Is er een
brontemperatuurvoeler aangesloten, dan kan de ontdooiing niet handmatig ingesteld worden. Op het display verschijnen (...)
60
Regelaardynamiek
De ingestelde regelaardynamiek is doorslaggevend voor de schakelafstand tussen de afzonderlijke compressors. Normaliter dient de vooraf
ingestelde dynamiek snel genoeg en trillingsvrij te functioneren.
Bij snel reagerende verwarmingssystemen dient er een lagere waarde en bij zeer trage systemen een hogere waarde ingesteld te worden.
61 Ruimte-invloed
Als er een FE 6 (afstandsbediening met registratie van de ruimtetemperatuur) is aangesloten, kan de invloed van de gemeten
ruimtetemperatuur op de aanvoertemperatuur van het mengcircuit (verwarmingscircuit 2) bepaald worden. Bij een sterk wisselende
verwarmingstemperatuur dient de invloed van de ruimtetemperatuur verminderd te worden.
62 Looptijd mengkraan [sec.]
Opdat de mengkraanregeling stabiel en snel kan functioneren, dient de looptijd van de mengkraan ingevoerd te worden. Voor de Stiebel
Eltron-mengkraan dient de standaardwaarde gehandhaafd te worden.
63 Stilstandtijd [min]
Na uitschakeling van een warmtepomp wordt er een stilstandtijd ingesteld, om de compressor te beschermen. De vooraf ingestelde
stilstandtijd van 20 minuten mag tijdens het normale bedrijf niet minder worden. Indien vanwege reparatie- of instelwerkzaamheden
reducering vereist is, moet de stilstandtijd na deze werkzaamheden absoluut op 20 minuten teruggezet worden.
70 Quick-start
Bij de inbedrijfname kan het functioneren van de warmtepompen gecontroleerd worden door de quick-start van alle warmtepompen te
activeren.
Bij het activeren van de parameter verschijnt rechts op het display de waarde 60. Door op de PGR-toets te drukken wordt de quick-start
geactiveerd: de verwarmingscircuitpomp voor verwarmingscircuit 1 en de bronpomp worden ingeschakeld; de mengcircuit-, circulatie- en
warmwaterlaadpomp worden niet ingeschakeld. De waarde 60 wordt zichtbaar op het display tot 0 teruggebracht.
Vervolgens worden de 1e compressor en de bijbehorende WP-circulatiepomp ingeschakeld. Op de display verschijnt 'LOS' en tevens
knippert het symbool 'schoorsteenveger'. Met tussenpozen van ca. 10 seconden worden alle compressors successievelijk ingeschakeld.
Daarna verschijnt er 'END' en het symbool 'schoorsteenveger' knippert nog steeds. Alle ingeschakelde compressors en pompen worden door
installatiestatussymbolen aangeduid. Verlaat de functie door op de PGR-toets te drukken of door het klepje te sluiten. De regelaar keert terug
in de oorspronkelijke stand.
Deze functie is alleen in werking als er geen grenswaarden bereikt zijn.
71 Relaistest
Onder deze parameter kunnen door op de PRG-toets te drukken en vervolgens de draaiknop te bedienen alle relais van de WPM
afzonderlijk aangestuurd worden. Zo kan na de installering gecontroleerd worden of de kabelaansluitingen van de pompen en de mengkraan
correct zijn.
Volgorde van de geschakelde relaisuitgangen:
01
Circulatiepomp
02
WP-circulatiepomp 1
03
WP-circulatiepomp 2
04
WW-laadpomp
05
Verwarmingscircuitpomp
34
06
2e warmtebron (potentiaalvrij contact)
07
Mengkraan OPEN
08
Mengkraan DICHT
09
Mengcircuitpomp
10
Bronpomp
00
01
00
10
05
210
20
00
00

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpf 5sWpf 7Wpf 7sWpf 10Wpf 13

Inhoudsopgave