Brine-concentratie
Dichtheid
verschillende concentraties
Abb. 14
2.6.5 Installeren van de
warmtebenuttingsinstallatie
2.6.5.1 De warmtebenutttingsinstallatie
(verwarmingscircuit) dient overeenkomstig
de geldende technische richtlijnen uitgevoerd
te worden. Voor de veiligheidstechnische
uitrusting dient DIN 4751 blad 2 in acht
genomen te worden.
Voor de aansluiting op de warmtepomp dient
de verwarmingsinstallatie op dichtheid
gecontroleerd, grondig doorgespoeld, gevuld
en zorgvuldig ontlucht te worden.
Er dient voor gezorgd te worden dat de
verwarmingsaanvoer- en retourleiding op de
juiste manier zijn aangesloten (afb. 9).
Om de geluidsoverdracht van de installatie
aan de waterzijde te reduceren, zijn flexibele
drukslangen vereist (voor bestelnr. zie hfdst.
2.2). De warmte-isolatie dient
overeenkomstig de verordening voor
verwarmingsinstallaties uitgevoerd te worden.
2.6.5.2 Bufferreservoir
Om een storingsvrije werking van de
warmtepomp te garanderen, is het gebruik
van een bufferreservoir aan te bevelen. Het
bufferreservoir dient voor de hydraulische
ρ
van Ethylenglykol-watermengsels van
ontkoppeling van de volumestromen in het
warmtepompcircuit en het
verwarmingscircuit.
Wordt b.v. de volumestroom in het
verwarmingscircuit via thermostaatkleppen
gereduceerd, dan blijft de volumestroom in
het warmtepompcircuit constant.
Wordt er een bufferreservoir gebruikt, dan
dient bij de inbedrijfname van de WPF de
brug tussen de klemmen X4/4 (pomp) en
X4/7(HKP) verwijderd te worden. De
retourtemperatuurvoeler B2, die op de
klemmen X2/1(B2) en X2/2(B2) is
aangesloten, moet uit de huls op de
retourleiding van de warmtepomp
getrokken worden en in de dompelbuis van
het bufferreservoir geschoven worden.
2.6.5.3 Circulatiepomp (bufferpomp)
De bufferpomp is in de WPF ingebouwd. Bij
het ontwerp van de trillingsdempers en het
leidingwerk tussen de warmtepomp en het
bufferreservoir dient rekening gehouden te
worden met de beschikbare externe
opvoerhoogte van 2,8 m.
Bij het gebruik van de WPF voor de warm-
waterbereiding dient de koppeling tussen de
warmtepomp en de warmwaterboiler
zodanig uitgevoerd te worden, dat het
totale drukverlies buiten de warmtepomp
geringer is dan de beschikbare externe
opvoerhoogte van 2,8 m.
2.6.5.4 Circulatiepomp (verwarmingspomp)
Wordt er geen buffervat (bufferreservoir)
gebruikt, dan dient bij het ontwerp van het
verwarmingscircuit rekening gehouden te
worden met de maximaal beschikbare
externe druk van 280 hPa. De nominale
volumestroom van de warmtepomp dient
door de inbouw van een overstroomklep bij
elke bedrijfstoestand van de
verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn.
2.6.5.5 Tweede warmtebron
Er zijn verschillende mogelijkheden om een
bivalente verwarmingsfunctie te realiseren:
1. De WPF wordt in de retourleiding van de
tweede warmtebron (b.v. olieketel)
opgenomen, de in de WPF ingebouwde
pomp wordt als verwarmingspomp
gebruikt.
Elektrische schakeling:
– Pomp zoals in aanleveringtoestand met
brug tussen X4/4(pomp) en X4/7(HKP)
– Vrijgavesignaal voor tweede warmtebron
op X4/8(2e WB) aansluiten
– Geen spanningstoevoer voor DHC-
patroon aanbrengen (X/3/4(N), X3/
5(L1), X3/6(L2), X3/7(L3))
2. De WPF wordt met een separaat buffer-
reservoir in bedrijf gehouden. De tweede
warmtebron is in het verwarmingscircuit
opgenomen. Elektrische schakeling:
– Brug tussen X4/4 (pomp) en X4/7
(HKP) verwijderen.
– Vrijgavesignaal voor tweede warmtebron
op X4/8 (2eWB) aansluiten
– Geen spanningstoevoer voor DHC-
patroon aanbrengen (X/3/4(N), X3/
5(L1), X3/6(L2), X3/7(L3)).
Op de IWS dient de draaischakelaar op de
een-compressorfunctie zonder DHC-patroon
(schakelstand 9) ingesteld te worden. De
temperatuurvoeler voor de tweede
warmtebron moet geïnstalleerd worden
(klem X2/5(T 2e WB).
De ingestelde parameters 11 en 40
mogen niet veranderd worden.
Hoge verwarmingswatertemperatuur
Bij bivalente verwarmingssystemen mag het
retourwater van de tweede warmtebron de
warmtepomp direct na de uitschakeling
daarvan op een temperatuur van max. 60 °C
doorstromen. Pas na 10 minuten na de
uitschakeling mag de temperatuur 70 °C
bedragen.
2.6.5.6 Warmte-energiemeters
Bij de inbouw van warmte-energiemeters bij
de verwarmingszijde dient rekening
gehouden te worden met het bijkomende
drukverlies. De vuilopvangsystemen in de
warmteverbruiksmeters raken door de in het
verwarmingscircuit meegevoerde
verontreinigde deeltjes gemakkelijk verstopt,
waardoor het drukverlies nog groter wordt.
25