Verwarmingspomp-karakteristiek
H
6
[m]
5
4
3
2
1
0
0
Afb. 7
2.4 Beschrijving van het toestel
2.4.1 Werkingsprincipe
Het warmtemedium (water of brine)
stroomt de verdamper van de warmtepomp
in. Hier wordt er warmte aan onttrokken,
zodat het medium vervolgens op een lagere
temperatuur de warmtepomp verlaat.
De energie die door de warmtepomp
bruikbaar gemaakt is, wordt in de condensor
op het verwarmingswater overgedragen.
Het verwarmingswater geeft zijn warmte
vervolgens aan het verwarmingscircuit af, of
het wordt voor de verwarming van het
warme water gebruikt. In dit geval wordt het
verwarmingswater d.m.v een driewegafsluiter
naar een warmtewisselaar omgeleid die in
een drinkwaterreservoir is ingebouwd.
De elektrische naverwarming (interne 2e
WB) wordt geactiveerd als er voor de
warmwaterverwarming hogere temperaturen
nodig zijn dan de maximale
aanvoertemperatuur van de warmtepomp.
Bovendien kan deze naverwarming, indien de
warmtebehoefte van het
verwarmingssysteem groter is dan de
verwarmingscapaciteit van de warmtepomp,
in de resterende warmtebehoefte voorzien.
2.5 Voorschriften en bepalingen
Water:
DIN 4751 blz. 1 en 2: Veiligheidstechnische
uitrusting van warmwaterverwarmingen.
DIN 1988: Technische regels voor
drinkwaterinstallaties.
TRD 721: Veiligheidsvoorzieningen tegen
drukoverschrijding - veiligheidsventielen.
Elektrisch:
NEN 1010: Bepalingen voor het installeren
van sterkstroominstallaties met nominale
spanning van max. 1000 V.
VDE 0701: Bepalingen voor het repareren,
wijzigen en testen van gebruikte elektrische
apparaten.
TAB: Technische aansluitvoorwaarden voor
aansluiting op het laagspanningsnet.
22
3
2
1
1
2
Koelmiddel:
EN 378: Veiligheidstechnische en
milieutechnische voorwaarden.
DIN 7003 in ontwerp.
Algemeen:
Combinatie van technische eisen aan
stookruimten, b.v. richtlijnen voor
stookruimten, nationale en lokale
bouwvoorschriften, industriële en brandweer-
en politievoorschriften en voorschriften voor
de uitstoot van gevaarlijke stoffen.
„TA-Lärm": Technische richtlijn ter
bescherming tegen geluidsoverlast.
2.6 Montage
2.6.1 Transport
Om te voorkomen dat het toestel
beschadigd raakt, dient het verticaal in de
verpakking getransporteerd te worden.
Opslag en transport bij temperaturen
beneden -20 °C en boven +50 °C zijn niet
toegestaan.
2.6.2 Opstelling
1. Het toestel van de pallet nemen en
plaatsen.
2. De acht schroeven aan het voetstuk van
het toestel uitdraaien (Abb. 10) en de
behuizing op de bodem laten zakken.
Das Gehäuse muss von der Kälteag-
gregatplatte entkoppelt auf dem
Boden stehen bleiben!
Condities op de plaats van opstelling
controleren
De ruimte waarin de WPF geïnstalleerd dient
te worden, moet aan de volgende
voorwaarden voldoen:
!
Vorstvrij.
!
Belastbare vloer (gewicht van de WPF ca.
150 kg).
!
Horizontale, vlakke en solide ondergrond,
omdat de voetstukken van de
warmtepomp niet verstelbaar zijn.
Bij een zwevende estrikvloer dienen voor
!
een geluidsarme werking van de
warmtepomp de estrikvloer en de
3
4
3
Q [m /h]
contactgeluidsisolatie rondom de
opstellingsplaats van de warmtepomp
uitgespaard te worden (afb. 12).
!
In de ruimte mag geen sprake zijn van
explosiegevaar door stof, gassen of
dampen.
!
Het grondoppervlak van de
opstellingsruimte moet tenminste 3 m
bedragen, waarbij het volume van 6 m
niet minder mag worden.
!Als de WPF samen met andere
verwarmingstoestellen in een stookruimte
wordt opgesteld, dient gegarandeerd te
worden, dat de werking van de andere
verwarmingstoestellen niet nadelig wordt
beïnvloed.
2.6.3 Installatie van de bron t.b.v. de
WPF met grondwater als
warmteleverancier.
2.6.3.1. Noodzakelijke waterkwaliteit
Tot de meest bekende problemen bij het
gebruik van water/water warmtepompen
hoort:
1) Erosie aan de verdamper en aan de
waterleidingen
2) Corrosie van de verdamper
3) Verstopt raken van de verdamper en de
leidingen
4) Verokeren (dichtslibben) van de
retourbron
Om deze problemen tegen te gaan, moet de
kwaliteit van het gebruikte water aan
bepaalde voorwaarden voldoen:
1) Er mogen geen stoffen in het water zitten,
die zich af kunnen zetten .
2) De volgende grenswaarden m.b.t.
watersamenstelling moeten worden
gerespecteerd, om corrosie aan de
verdamper te voorkomen:
Sulfaat
Vrij chloor(CL2)
Chloride
Nitraat
pH-waarde
elektr. geleidbaarheid
Ijzer en mangaan
Zuurstof
* Deze grenswaarden m.b.t. de stoffen in het
water moeten worden aangehouden, om het
dichtslibben van de verdamper en zijn toe-en-
afvoerleidingen, maar ook de verokering van
de retourbron te voorkomen.
3) De inzet van oppervlaktewater of
zoutwater is niet toegestaan.
Wordt een of meerdere bovenvermelde
waarden overschreden, dan is het gebruik van
een Stiebel Eltron warmtepomp niet
toegestaan.
2.6.3.2 Circulatiepomp
De circulatiepomp van de
warmtebroninstallatie dient afhankelijk van de
installatiespecifieke omstandigheden te
worden uitgevoerd, d.w.z. er moet rekening
worden gehouden met de nominale
volumestroom en de drukverliezen (zie
technische gegevens).
2
3
<100 mg/l
< 0,5 mg/l
<300 mg/l
<100 mg/l
6,5 - 9
50-1000 µS/cm
< 1 mg/l*
< 2 mg/l*