2.7.2 Maatregelen bij storingen
Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden, worden op het display als codenummer aangeduid. Onder de installatieparameters
Inbedrijfname en Info Temp. kunnen alle parameters afgelezen worden die voor een uitvoerige installatie-analyse nodig zijn. Om de storing te
kunnen lokaliseren dienen alle beschikbare parameters van de WPM geanalyseerd te worden, voordat de schakelkast van de warmtepomp
geopend wordt om toegang tot de IWS te krijgen.
2.7.2.1 Storingsaanduiding op het display: specifieke warmtepomp- resp. hardwarestoringen
Bij de opgesomde storingen gaat het om specifieke warmtepompstoringen, of om hardwarestoringen van de IWS. Op de storingslijst,
parameter 73, worden de laatste 10 storingen weergegeven. De meest recente storing heeft nummer 1. Links op het display wordt het
lopende storingsnummer aangeduid. Rechts het nummer van de IWS (1...6) resp. 7 voor de MEM en de overeenkomstige storingscode.
Deze storingen worden in de storingslijst opgenomen en de installatie wordt dan uitgeschakeld. Na verhelping van de storing verdwijnt na 5
min de aanduiding op het display. Treden er binnen 5 bedrijfsuren 5 specifieke warmtepomp- of hardwarestoringen op, dan wordt de
installatie blijvend uitgeschakeld. De warmtepomp kan alleen weer opgestart worden als de storing verholpen en de IWS teruggezet is
(parameter 78).
Parameter 73: aflezen van alle opgetreden storingen volgens
storingslijst
01 STORING MINIMUM BRONTEMPERATUUR TE LAAG
De met parameter 24 gedefinieerde minimum brontemperatuur werd
te laag.
Verhelping:
Parameter 24 (minimale brontemperatuur) controleren
en eventueel wijzigen
Volumestroom controleren
Bronconfiguratie controleren
02 VERZAMELSTORING
De verzamelstoring van de IWS werd geactiveerd
Verhelping:
Parameter 10 controleren
Volumestroom controleren
Bronconfiguratie controleren
04 STORING HOGE DRUK / LAGE DRUK
De hogedrukbeveiligingsschakelaar van de warmtepomp is geactiveerd
Verhelping:
Parameter 20 (max. retour temperatuur) controleren
Volumestroom en temperatuur bij de verwarming
controleren
Koppeling van de aanvoer- en retourleidingvoeler
controleren.
De lagedrukbeveiligingsschakelaar van de warmtepomp is geactiveerd
Verhelping:
Volumestroom en temperatuur aan de bron controleren
Ontdooiing controleren
05 STORING VORSTBEVEILIGINGSVOELER
De vorstbeveiligingsvoeler van de IWS is defect.
Verhelping:
Contactpunten van de vorstbeveiligingsvoeler
controleren
Voeler vervangen
06 STORING RELAISAANSTURING
De ventilatorbewaking van de IWS vertoont een storing in de
relaisaansturing.
Verhelping:
Door parameterpunt 78 kan de installatie teruggezet
worden. Treedt deze storing vaker op, schakel dan de
storingsdienst in.
36
07 STORING RELAISNIVEAU
De ventilatorbewaking van de IWS vertoont een verkeerd relaisniveau
Verhelping:
Door parameterpunt 78 kan de installatie teruggezet
worden. Treedt deze storing vaker op, schakel dan de
storingsdienst in.
08 STORING DRAAISCHAKELAAR
De draaischakelaar van de IWS is defect of anders ingesteld
Verhelping:
Door parameterpunt 78 kan de installatie teruggezet
worden. Treedt deze storing vaker op, schakel dan de
storingsdienst in.
09 STORING HAKENSCHAKELAAR
De Hakenschakelaars van de IWS is offen.
Verhelping:
De Hakenschakellars sloten.
10-13 IWS-HARDWARESTORING
Verhelping:
Door parameterpunt 78 kan de installatie teruggezet
worden. Treedt deze storing vaker op, schakel dan de
storingsdienst in.
Overige, voor de installatie-analyse beschikbare
parameters:
Parameter 70: Check alle warmtepompcompressoren door een
quick-start
Parameter 71: Test alle relais in de WPM
Parameter 76: Software-controle van de instellingen van de
draaischakelaar (IWS)
Parameter 77: Installatie-analyse ter controle van alle aanwezige BUS-
deelnemers en van de ingeschakelde compressortrappen
Parameter 78: Reset de IWS, om zo de opgeslagen fouten weer te
wissen