Inhoudsopgave
Advertenties
Andere parameters voor de installatieanalyse:
Parameter 32 Sofortstart (onmiddellijke start):
Controle van de warmtepomp-compressor
door directe start
Parameter 33 Relaistest:
Relaistest van alle relais in de LZM II
Parameter 36 Analyse:
Installatieanalyse ter controle van alle beschik-
bare busdeelnemers
Parameter 38 Reset WP:
Reset van de warmtepomp om de opgeslagen
fouten weer te verwijderen.
Reset regeling
1. Reset software
Reset door draaien van de draaischakelaar
Auto naar Reset en weer terug. De installa-
tiespecifieke programmering blijft behouden.
2. Reset hardware
Reset door draaien van de draaischakelaar
Auto naar Reset en weer terug, terwijl toets
PRG wordt ingedrukt. Op het display moet
EEPR verschijnen. (Hardwarereset van de
EEPROM). De regeling wordt naar de leve-
ringstoestand van de fabriek gereset. Dat
gebeurt ook met de code voor het 3e bedie-
ningsniveau!
Opmerking:
De bedrijfsurenteller wordt naar 00 gereset.
De bedrijfsuren en het aantal keren opstar-
ten van de compressor dienen daarom van
tevoren op de ingebruiknamelijst te worden
opgeslagen.
Na het resetten van de hardware moet
bij het zonnebedrijf bij de SOL-toestel-
len parameter 7 Installatietype opnieuw op
zonnewerking worden ingesteld.
Ventilatorsymbool knippert
LZM II bevat een display voor de filterreiniging
dat elk kwartaal automatisch de opdracht
geeft de filter te reinigen. Bij een gesloten
klep wordt dit met een knipperende ventilator
aangeduid. Na het reinigen of vervangen van
de filter kan onder het menuonderdeel Ven-
tilatie onder FILTER RESETTEN de weergave
worden gewist.
Regeling heeft geen weergave
Het regeltoestel en de schakeluitgangen op
klem X3 in de schakelkast (afb. 12) zijn door
een beveiliging voor zwakstroom F6 (6,3 A
traag) beveiligd.
Indien de beveiliging een storing heeft, moe-
ten de aangesloten verbruikers op klem X3
worden gecontroleerd.
De max. totale belasting van alle uitgangen
mag niet hoger zijn dan 6,3 (6,3) A.
38
Veiligheidsinrichtingen op het ap-
paraat
Via de veiligheidsinrichtingen van het ap-
paraat wordt bij een storing het betreffende
stroomcircuit onderbroken.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB) ver-
warming
Indien de warmwatertemperatuur hoger is
dan 75 °C, bijv. door een te laag debiet, dan
schakelt deze de aanvullende verwarming uit.
Wanneer de storingsbron is verholpen, wordt
de veiligheidstemperatuurbegrenzer F1 door
het drukken op de knop (afb. 14) opnieuw
gereset. Hiervoor moet het toestel worden ge-
opend, zoals op afb. 6 wordt weergegeven.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB)
warm water
Indien de warmwatertemperatuur hoger is
dan 95 °C, wordt de bijverwarming van het
warm water uitgeschakeld. Wanneer de sto-
ringsbron is verholpen, wordt de veiligheids-
temperatuurbegrenzer F2 door het drukken op
de knop (afb. 12) opnieuw gereset. Hiervoor
moet het toestel worden geopend, zoals op
afb. 7 wordt weergegeven, worden geopend.
F3
Afb. 14
Veiligheidsdrukbegrenzer (VDB)
De veiligheidsdrukbegrenzer schakelt bij een
ontoelaatbaar hoge druk in het koelmiddel-
circuit, bijv. door een te laag waterdebiet, de
compressor uit. In dit geval wordt het rode
controlelampje op het bedieningspaneel ver-
licht. Desgewenst kan de veiligheidsdrukbe-
grenzer ook worden geactiveerd, wanneer het
toestel boven de toepassingsgrens in bedrijf
is (> 30 °C temperatuur van de afvoerlucht).
Wanneer de storingsbron is verholpen, wordt
de veiligheidsdrukbegrenzer F3 door het druk-
ken op de knop (afb. 14) opnieuw gereset.
Hiervoor moet het toestel worden geopend,
zoals op afb. 6 wordt weergegeven.
Motorbeveiligingsschakelaar
Bij overbelasting van de compressor door
een te hoge thermische belasting schakelt de
motorbeveiligingsschakelaar de compressor
uit. De oorzaak moet worden verholpen. De
motorbeveiligingsschakelaar schakelt de com-
pressor na korte tijd weer automatisch in.
F1
Advertenties
Inhoudsopgave
