18
TRAPPEN DHC
Bij deze parameter wordt vastgelegd, hoeveel
vermogenstrappen bij het verwarmingsbedrijf
extra mogen worden vrijgegeven.
Er zijn in totaal 8 vermogenstrappen voor het
verwarmingsbedrijf die lastafhankelijk worden
bijgeschakeld:
1e trap: alleen warmtepomp
2e trap: WP + DHC 1
3e trap: WP + DHC 2
4e trap: WP + DHC 3
5e trap: WP + DHC 1/2
6e trap: WP + DHC 1/3
7e trap: WP + DHC 2/3
8e trap: WP + DHC 1/2/3
19
WACHTTIJD DHC
Bij een warmtevraag van de verwarmingsin-
stallatie wordt de warmtepomp gestart en pas
na afloop van de ingestelde periode worden
de elektrische naverwarmingstrappen lastaf-
hankelijk bijgeschakeld.
20
AANSLUITING DHC
Bij deze parameter is het mogelijk het aantal
aangesloten DHC-trappen te definiëren.
De standaardinstelling is UIT, omdat in de
fabriek alle vermogenstrappen elektrisch zijn
aangesloten.
Zodra de instelling van UIT naar IN wordt ge-
wijzigd, zijn er, afhankelijk van de elektrische
aansluiting 6 instelmogelijkheden:
1.
DHC 1
2.
DHC 2
3.
DHC 3
4.
DHC 1 + DHC 2
5.
DHC 1 + DHC 3
6.
DHC 2 + DHC 3
Voorbeeld: De vakman sluit elektrisch op de
DHC alleen de vermogenstrap met 2,9 kW aan.
Daarna moet bij deze parameter DHC 3 wor-
den ingevoerd.
Parameter 23 SPAARWERKING
Trappen
WP+DHC1
Bivalentiepunt [°C]
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
34
21
SPERTIJD
Als de blokkering van de energiemaatschappij
UIT geschakeld is, is geen enkele verbruiker
geblokkeerd.
Als de blokkering van de energiemaatschappij
IN geschakeld is, worden - als er een EVU-
blokkeertijd is - de overeenkomstige verbrui-
kers geblokkeerd.
Bij de stand AAN zijn er 4 verschillende instel-
(1,5 kW)
lingen:
(2,2 kW)
Warmtepomp
(2,9 kW)
De warmtepomp is geblokkeerd.
(3,7 kW)
DHC-trappen
(4,4 kW)
De elektrische aanvullende verwarming voor
(5,1 kW)
de verwarmingswerking is geblokkeerd.
(6,6 kW)
WP + DHC
De elektrische aanvullende verwarming voor
de verwarmingswerking en de warmtepomp
zijn geblokkeerd.
WP + ventilatie
De warmtepomp en de ventilatie worden uit-
geschakeld en geblokkeerd.
22
BIVALENT VERW
Bivalentiepunt van de warmtepomp voor de
verwarmingswerking
Deze kan worden ingesteld van 0 °C tot + 12
°C, de standaardinstelling is 5 °C.
Indien de buitentemperatuur tot onder het
bivalentiepunt daalt, dan worden de DHC-
trappen voor het verwarmingsbedrijf lastaf-
hankelijk vrijgegeven. Boven dat punt zijn
deze geblokkeerd. Wanneer het verwarmings-
vermogen van de warmtepomp bij buitentem-
(1,5 kW)
peraturen hoger dan het bivalentiepunt niet
(2,2 kW)
voldoende is, moet dit op een hogere tempe-
(2,9 kW)
ratuur worden ingesteld.
(3,7 kW)
Uitzondering: Wanneer de warmtepomp in de
(4,4 kW)
warmwaterbereiding staat en er verschijnt een
(5,1 kW)
verwarmingsaanvraag, dan kunnen de DHC-
trappen onafhankelijk van het bivalentiepunt
voor de verwarming inschakelen.
WP+DHC2
0
- 6
1
- 5
2
- 4
3
- 3
4
- 2
5
- 1
6
0
7
1
8
2
9
3
10
4
11
5
12
6
WP+DHC3
WP+DHC1/2
DHC-schakelpunt [°C]
- 11
- 15
- 10
- 14
- 9
- 13
- 8
- 12
- 7
- 11
- 6
- 10
- 5
- 9
- 4
- 8
- 3
- 7
- 2
- 6
- 1
- 5
0
- 4
1
- 3
23
SPAARWERKING
De spaarwerking kan AAN of UIT worden
geschakeld.
Als de spaarwerking is ingeschakeld, wordt
alleen de 1e DHC-trap vrijgegeven, wanneer
het bivalentiepunt niet wordt bereikt . Andere
DHC-trappen worden afhankelijk van de DHC-
schakelpunten vrijgegeven.
In de onderstaande tabel wordt een voorbeeld
voor de spaarwerking op AAN en de instelling
bivalentiepunt 5 °C getoond (gemarkeerde
regel).
Boven het DHC-schakelpunt van 5 °C is de
warmtepomp alleen in bedrijf. Op het moment
dat de tHmperatuur ≤ 5 °C is, schakelt de
1e DHC-trap lastafhankelijk bij. Bij d – 1 °C
schakelt de 1e DHC-trap uit en de 2e DHC-trap
in.
Uitzondering: Wanneer de warmtepomp in de
warmwaterbereiding staat en er verschijnt een
verwarmingsaanvraag, dan kunnen de DHC-
trappen alleen afhankelijk van de spaarwer-
king inschakelen.
24
WW-HYSTERESE
Hier wordt de schakelhysterese bij warmwa-
terwerking gedefinieerd.
• Inschakelen van de WW-bereiding bij no-
minale WW-waarde min hysterese.
25
ONTDOOIING
Instelbereik: – 10 °C tot + 3 °C
Standaardinstellingen:
– 5 °C bij LWA 203 (SOL)
– 10 °C bij LWA 303 (SOL)
De verdampersensor moet voorkomen dat de
verdamper gedurende het bedrijf bevriest.
Bij deze waarde die minstens 10 minuten aan
moet zijn, wordt de warmtepomp uitgescha-
keld, draait de ventilator op het laagste debiet
en wordt de verdamper door de warme af-
WP+DHC1/3
WP+DHC2/3
- 18
- 21
- 17
- 20
- 16
- 19
- 15
- 18
- 14
- 17
- 13
- 16
- 12
- 15
- 11
- 14
- 10
- 13
- 9
- 12
- 8
- 11
- 7
- 10
- 6
- 9
WP+DHC1/2/3
- 24
- 23
- 22
- 21
- 20
- 19
- 18
- 17
- 16
- 15
- 14
- 13
- 12