2.6 Eerste ingebruikneming
Het is alleen voor een gekwalificeerde vakman
toegestaan om het toestel de eerste keer in
gebruik te nemen, evenals de beheerder te
instrueren.
De ingebruikname van het toestel moet wor-
den uitgevoerd in overeenstemming met deze
gebruiks- en montageaanwijzing. Controleer
echter eerst de volgende punten:
• Ventilatie-installatie
Zijn de luchtkanalen geïnstalleerd en geï-
soleerd, zoals is voorgeschreven?
• Verwarmingsinstallatie
Is de verwarmingsinstallatie op de cor-
recte druk gevuld en is de snelontluchter
van de verwarmingscirculatiepomp (in het
toestel) geopend?
• Opslagreservoir
Is het opslagreservoir gevuld (warmwater-
kraan openen totdat er water uitloopt)?
• Temperatuursensor
Zijn alle temperatuursensoren op de juiste
wijze aangesloten en geplaatst?
• Netaansluiting
Werd de netaansluiting vakkundig
uitgevoerd?
Verwarm vervolgens het systeem tot de maxi-
male bedrijfstemperatuur en ontlucht het
opnieuw.
Bij vloerverwarming rekening hou-
den met de maximale systeemtem-
peratuur.
Het bedrijf van het toestel (ventilatie
en warmtepomp) is tijdens de mon-
tagefase niet toegestaan.
Voor droogverwarmen kan het toestel na
punt 2.7.1 in bedrijf worden genomen.
2.6.1 Verwarmen alleen met elektrische na-
verwarming
(warmtepomp en ventilatie uit)
Om alleen met de elektrische naverwarming te
verwarmen moet op de regeling bij een geslo-
ten klep het programma Noodwerking worden
ingesteld.
Schakel het toestel voor aanvang van
de werkzaamheden spanningsvrij in
de schakelkast.
Installatieconfiguratie
De geïntegreerde regeling van het toestel
regelt en bewaakt de drie functies van het
toestel.
1. Verwarmen
2. Ventileren
3. Warm water genereren
De regeling wordt in de fabriek op een ma-
nier vooraf ingesteld dat met deze instelling
rekening wordt gehouden met de basisbe-
hoeften van de meeste gebruikers. Als de
regeling van de installatie aan de speciale
behoeften van de exploitant of aan de plaat-
selijke omstandigheden van de woning moet
worden aangepast, dan is dat via het 3e be-
dieningsniveau mogelijk.
Installatieconfiguratie door de instellingen in
de ingebruiknamelijst.
De ingebruiknamelijst bevat alle instellingen
voor de werkwijze van het regeltoestel. Bij
storingen van de installatie moeten eerst de
instellingen aan de hand van de ingebruikna-
melijst worden gecontroleerd.
2.7 Onderhoud en reiniging
2.7.1 Reiniging
De luchtinlaat- en -uitlaatopeningen
in de buitenmuren moeten sneeuw-
en bladvrij worden gehouden!
De verdamperlamellen moeten periodiek (bijv.
B. bij het vervangen van de filter) op veront-
reiniging worden gecontroleerd.
Bij storingen in de werking van de warmte-
pomp door aanslag van corrosieproducten
(roestslib) in de condensor van de verwar-
mingsinstallatie helpt alleen het chemisch
losmaken met behulp van geschikte oplosmid-
delen en spoelpomp door de klantendienst.
Controleer periodiek de condensaatafvoer.
Verwijder vuil en verstoppingen.
Warmtehoeveelheidsteller
Indien er warmtehoeveelheidstellers zijn in-
gebouwd, moeten de zeven die snel verstopt
raken, regelmatig worden gereinigd.
Signaalanode
Er zijn twee veiligheidsanodes ingebouwd om
het boilerreservoir tegen corrosie te bescher-
men.
De veiligheidsanodes zijn in de flens van bin-
nen naar buiten gestoken en gemonteerd. Bij
een inspectie wordt de flens gedemonteerd,
zodat tegelijkertijd het elektroverwarmings-
element en de geëmailleerde coating kunnen
worden geïnspecteerd. Wanneer de anodes
worden vervangen, moet rekening worden
gehouden met een storingsvrije, metaalgelei-
dende aansluiting bij de montage!
Wanneer inspectie noodzakelijk is, hangt af
van de plaatselijke waterkwaliteit. De vakman
neemt hierover de beslissing. (Advies: eerste
inspectie uiterlijk na 2 jaar).
2.7.2 Veiligheidsinrichtingen van de installatie
Veiligheidsklep (ter plaatse te voorzien)
Indien de waterdruk de ingestelde waarde van
6 bar overschrijdt, wordt de klep geopend en
wordt de druk verlaagd. Deze is op een manier
ingesteld dat er bij uitgestelde verwarming
geen water uitstroomt. Wanneer er toch nog
veel water druppelt, is ofwel de klepzitting
vuil, de waterdruk te hoog of de reduceeraf-
sluiter defect.
Reduceerafsluiter (ter plaatse te voorzien)
Controleer of de klep foutloos werkt. Vervan-
gen, indien vereist.
Periodiek onderhoud van de kleppen
Uit het oogpunt van veiligheid dient periodiek
de onberispelijke werking van de kleppen te
worden gecontroleerd. Het is afhankelijk van
de plaatselijke waterkwaliteit hoe snel zich
kalkafzettingen vormen. Aangezien de vakman
de plaatselijke waterkwaliteit kent, dient deze
het tijdstip van het volgende onderhoud te
bepalen.
Expansievat
Controleer de voordruk in een drukloze toe-
stand.
27