2.5.9 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet bij het be-
voegde energiebedrijf worden aangemeld.
Aansluitwerken mogen alleen door een er-
kende vakman overeenkomstig deze gebruiks-
aanwijzing worden uitgevoerd!
Schakel het toestel voor aanvang van
de werkzaamheden spanningsvrij in
de schakelkast.
De kabels voor voeding en regelspanning
moeten gescheiden van elkaar worden gelegd.
Neem de VDE 0100 en de voorschriften in acht
van het plaatselijke elektriciteitsbedrijf.
Het ventilatietoestel moet met behulp van een
extra voorziening met een scheidingsafstand
van ten minste 3 mm op alle polen van het net
kunnen worden ontkoppeld. Daarvoor kunnen
veiligheidsschakelaars, LS-schakelaars, zeke-
ringen enz. worden gebruikt die aan de zijde
van de installatie moeten worden geplaatst.
De aansluitklemmen bevinden zich achter,
onder de voorste frontplaat, rechtsboven. Bij
het verwijderen van de frontplaat moet erop
worden gelet dat de draad voor de aarding
van de frontplaat niet afscheurt (afb. 7). Indien
nodig, moet de draad van de klem worden
afgetrokken.
Let er bij het plaatsen van de front-
plaat op dat de aardingsdraad con-
form de voorschriften wordt aangesloten.
Alle aansluitkabels en sensorkabels moeten
door de voorziene doorvoeren in de achter-
wand worden gestoken (afb. 9, pos. 20).
Nadat alle elektr. leidingen zijn aangesloten,
moet het aansluitklemmenblok worden afge-
dekt en worden verzegeld (afb. 12).
;
1
2
3
4
5
6
%
%
%
75HVW
7$XHQ
70LVFK
)HUQE
)HUQE
%XV +
%XV /
%XV ²
%XV
.
.
.
Afb. 12
.
.
.
.
25