Onderhoud
Controlelampjes
gaan niet branden
wanneer het con-
tact wordt inge-
schakeld.
Het controlelamp-
je laadstroom gaat
branden wanneer
de motor draait.
De motor pingelt.
Er zijn abnormale
geluiden
De ventilator wordt niet correct in-
geschakeld.
De motorradiateur is vuil aan de
binnenkant; de motorradiateur is
erg vuil aan de buitenkant.
De thermostaat is defect.
De lampjes zijn defect of de elek-
trische kabels zijn onderbroken.
De poly-V-riem slipt.
De poly-V-riem is gescheurd.
De dynamo of sensor is defect.
De motor slaat over.
Het lager is beschadigd.
De luchtinlaatleiding en de uitlaat-
gasleiding lekken, wat een flui-
tend geluid veroorzaakt.
Het turbine- of compressorwiel
schuurt tegen het huis; er bevin-
den zich vreemde voorwerpen in
het compressor- of turbinehuis;
het lager is vastgelopen op de
draaiende delen.
De klepspeling is te groot.
De poly-V-riem slipt.
1411 801 1528 NL - 08/2022 - 04
Storingen verhelpen
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Reinig de motorradiateur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Controleer de werking van de riemspan-
ner.
Controleer of de contactvlakken van de
poly-V-riem niet gescheurd, beschadigd,
vettig of versleten zijn.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
De verkeerde brandstof of brandstof
van lagere kwaliteit is bijgevuld (zie het
hoofdstuk Serviceproducten over diesel-
brandstof) Verwissel de brandstof in de
tank
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur om de turbocompressor
uitlaatgas te controleren.
Neem contact op met een bevoegde
servicemonteur.
Controleer of de contactvlakken van de
poly-V-riem niet gescheurd, beschadigd,
vettig of versleten zijn. Neem contact op
met een bevoegde servicemonteur.
5
251