R-toetsfunctie definiëren voor VoIP (Hook Flash)
Uw telefooncentrale/VoIP-provider ondersteunt eventueel bijzondere functies. Om een
dergelijke functie te kunnen gebruiken, moet het toestel een bepaald signaal (datapak-
ket) naar de SIP-server sturen. U kunt dit "signaal" als R-functie onder de R-toets van de
aangemelde handsets programmeren.
¤
Voer de gegevens die u van uw provider heeft gekregen in de velden Toepassings-
type en Toepassingssignaal in.
Als de gebruiker dan tijdens een VoIP-gesprek op de R-toets drukt, wordt het signaal ver-
stuurd.
Let op
De instellingen voor de R-toets zijn alleen mogelijk als
– de R-toets niet voor het doorverbinden van gesprekken is ingeschakeld
£
(
pagina
88) en
– SIP-info is ingeschakeld (
Lokale communicatiepoorten (listen ports) voor VoIP definiëren
Deze instellingen hoeven alleen te worden gewijzigd als de poortnummers al door
andere gebruikers in het LAN worden gebruikt. U kunt dan andere vaste poortnummers
voor de SIP- en RTP-poort of nummerbereiken voor de SIP-poort definiëren.
De volgende communicatiepoorten worden gebruikt voor VoIP-telefonie.
u
SIP-poort
Communicatiepoort waarmee de telefoon (SIP-) signaleringsgegevens ontvangt. Bij
levering is het standaard poortnummer 5060 ingesteld voor de SIP-signalering. U kunt
waarden tussen 5060 en 6000 gebruiken.
Als op dezelfde routers met NAT meerdere VoIP-telefoons moeten worden gebruikt, is
het zinvol de poorten willekeurig te laten selecteren. De toestellen moeten dan ver-
schillende poorten gebruiken, omdat de NAT van de router/gateway inkomende
oproepen en spraakgegevens slechts naar één toestel (het geadresseerde) kan door-
sturen.
¤
Schakel Willekeurige poorten gebruiken in en definieer voor SIP-poort een num-
merbereik waaruit de poorten moeten worden gekozen.
Systeem met de DECT-Manager configureren.
£
pagina
86).
89