Systeem met de DECT-Manager configureren.
HTTP-proxy configureren
¤
Geef aan, of u een eigen proxy-server in het netwerk wilt vrijgeven voor DECT-Mana-
ger.
¤
Zo ja voert u in het veld Proxy-server-adres het IP-adres van de proxy-server in.
¤
De Proxy-server-poort is standaard ingesteld op 80. U kunt deze waarde wijzigen als
uw server een andere poort gebruikt.
VLAN-tagging
Een lokaal netwerk kan worden opgedeeld in logische deelnetwerken, zogeheten VLAN's
(VLAN = Virtual Local Area Network, Standard IEEE 802.1Q). Hierbij delen meerdere
VLAN's een fysiek netwerk en de bijbehorende componenten, bijvoorbeeld switches.
Datapakketten van een VLAN worden niet doorgestuurd naar een ander VLAN. VLAN's
worden vaak gebruikt om het dataverkeer van verschillende diensten internettelefonie,
internet-tv, ...) van elkaar te scheiden en om verschillende prioriteiten vast te leggen voor
het dataverkeer.
U kunt uw DECT-Manager en een PC waarmee u de DECT-Manager configureert in een
eigen VLAN gebruiken. Voer hier de VLAN-tags van uw VLAN in. Deze krijgt u van uw net-
werkbeheerder.
Let op
Als u de PC in een ander VLAN gebruikt dan uw DECT-Manager, dan heeft u geen
directe toegang meer tot de webconfigurator van de DECT-Manager.
¤
Selecteer Ja als u VLAN wilt gebruiken (standaardinstelling Nee).
66