Toestellen met het lokale netwerk en internet verbinden
Omgang met persoonlijke gegevens
Als het toestel op internet is aangesloten, neemt het automatisch contact op met de
Gigaset Support Server om de configuratie te ondersteunen en communicatie met de
internetdiensten mogelijk te maken.
Hiervoor verstuurt de DECT-Manager bij een systeemstart en vervolgens elke 5 uur de
volgende informatie:
u
Serienummer / productnummer
u
MAC-adres
u
IP-adres van de Gigaset in het LAN/ zijn poortnummers
u
Toestelnaam
u
Softwareversie
De volgende gegevens worden eenmaal per dag verstuurd:
u
Aantal aangemelde handsets
u
Informatie over elke handset: DECT-identificator (IPUI), toesteltype, gebruikers-
naam en weergegeven naam
Op de Support Server worden de gegevens gekoppeld aan de reeds aanwezige toe-
stelspecifieke informatie:
u
systeem- en toestelspecifieke wachtwoorden
De basisstations en de DECT-Manager beschikken over een LAN-aansluiting waarmee u
het toestel op het lokale netwerk aansluit via een switch of rechtstreeks met een router.
Voor internettelefonie heeft u een VoIP-telefooncentrale nodig. Deze moet via het lokale
netwerk bereikbaar zijn en over een nettoegang beschikken (naar internet en/of naar het
analoge of ISDN-netwerk). Anders zijn uitsluitend LAN-interne gesprekken mogelijk.
U heeft daarnaast een PC met verbinding tot het lokale netwerk nodig, zodat u uw tele-
foonsysteem kunt configureren via de webconfigurator.
Let op
In de basisstations bevinden zich telkens twee DECT-modulen met hun eigen MAC-
adres, die via een geïntegreerde Ethernet-switch zijn verbonden met een LAN-aanslui-
ting.
Om beveiligingswaarschuwingen te voorkomen, moet u voor uw bedrijfsnetwerk het
cascaderen van MAC-adressen toestaan.
De eerste stappen
13