Advertenties
Systeem met de DECT-Manager configureren.
De volgende operators kunnen in de zoekcriteria worden gebruikt:
=
gelijk aan
!=
niet gelijk aan (!(attribute1=abc))
>= groter dan
<= kleiner dan
˜=
ongeveer
*
wildcard
Speciale tekens
Als u in het zoekcriterium een van de volgende speciale tekens wilt gebruiken, moet u het
teken invoeren als backslash ( \ ) gevolgd door een hexadecimale ASCII-code van 2
tekens:
Speciale tekens
(
)
<
>
/
\
Voorbeeld:
(givenName=James \28Jim\29) levert alle vermeldingen op met een attribuutwaarde
voor givenName James (Jim)
Naamfilter
Het naamfilter bepaalt, welke attributen tijdens het zoeken in de LDAP-databank worden
gebruikt.
Voorbeelden:
(displayName=%) Tijdens het zoeken wordt het attribuut displayName gebruikt.
(|(cn=%)(sn=%))
98
(attribute1=abc)
(attribute1>=1000)
(attribute1<=1000)
(attribute1~=abc)
(attr1=ab*) of (attr1=*c) of (attr1=*b*)
(sn=*) levert alle vermeldingen op waarvan het attribuut sn niet
leeg is, d.w.z. alle achternamen.
(!(telephoneNumber=*)) levert alle vermeldingen op zonder tele-
foonnummer
ASCII-code
Speciale tekens
\28
\29
\3c
\3e
\2f
\2a
Het procentteken (%)wordt vervangen door de naam of gedeeltelijke
naam die door de gebruiker wordt ingevoerd.
Als de gebruiker bijvoorbeeld het teken "A" invoert, wordt in de LDAP-
databank naar alle vermeldingen gezocht waarvan het attribuut dis-
playName met "A" beginnen. Als hij vervolgens ook een "b" invoert,
zoekt het systeem naar vermeldingen waarvan de displayName met
"Ab" beginnen.
Tijdens het zoeken worden de attributen cn of sn gebruikt.
Als de gebruiker bijvoorbeeld het teken "n" invoert, wordt in de LDAP-
databank naar alle vermeldingen gezocht waarvan het attribuut cn of
sn met "n" beginnen. Als hij vervolgens ook een "o" invoert, zoekt het
systeem naar vermeldingen waarvan het attribuut cn of sn met "no"
beginnen
ASCII-code
=
\3d
&
\26
~
\7e
*
\2a
|
\7c
Advertenties
