• Pomponderdelen
Controleer de waaier, het pomphuis etc. op even-
tuele slijtage. Vervang defecte onderdelen.
Zie paragraaf 12.9 Servicesets.
• Kogellagers
Controleer de as op luidruchtig of zwaar lopen
(door de as met de hand te draaien). Vervang
defecte kogellagers.
In geval van defecte kogellagers of een slecht
functionerende motor dient de pomp normaal
gesproken te worden gereviseerd. Deze werk-
zaamheden dienen door Grundfos of een erkend
servicebedrijf te worden uitgevoerd.
12.4 Aanpassing van de ruimte rondom
de waaier
Deze paragraaf is alleen van toepassing op SL1-
pompen.
Zie pagina 544 voor positienummers.
Ga als volgt te werk:
1. Draai de borgbouten (pos. 188b) los.
2. Draai de stelbouten (pos. 189) los, en druk zoda-
nig op de slijtageplaat dat deze de waaier raakt.
3. Draai de stelbouten zodanig vast dat de slijtage-
plaat nog steeds de waaier raakt. Draai daarna
alle stelbouten ongeveer een halve slag los.
De waaier moet vrij kunnen draaien
Voorzichtig
zonder de slijtageplaat te raken.
4. Draai de borgbouten vast.
5. Draai de waaier met de hand rond om te contro-
leren dat deze de slijtageplaat niet raakt.
Zie ook paragraaf 12.5 Reinigen van het pomphuis.
Afb. 14 Aangezicht pomp vanaf de
aanzuigopening
12.5 Reinigen van het pomphuis
Zie pagina 544 of 545 voor positienummers.
Ga als volgt te werk om het pomphuis te reinigen:
Demontage
1. Maak de spanring (pos. 92), die het pomphuis
met de motor verbindt, los en verwijder deze.
2. Til het motorgedeelte uit het pomphuis (pos. 50).
De waaier wordt tezamen met het motorgedeelte
verwijderd.
3. Reinig het pomphuis en de waaier.
Montage
1. Plaats het motorgedeelte met waaier in het pom-
phuis.
2. Bevestig de spanring, en maak deze vast.
Zie ook paragraaf 12.7 Controleren/vervangen van
de asafdichting.
12.6 Reinigen van de sensoren
Afb. 15 Plaats van niveau- en
droogloopsensoren
Ga als volgt te werk:
Zie afb. 15.
1. Niveausensor (pos. 7):
Spoel de sensor met schoon water.
Droogloopsensoren (pos. 10):
Spoel de droogloopsensoren met schoon water
en reinig met een zachte borstel.
2. Schakel de voedingsspanning naar de pomp in.
3. Controleer of de pomp inschakelt en tot aan het
droogloopniveau verpompt.
Gebruik geen andere reinigingsmidde-
len dan hierboven vermeld, om schade
Voorzichtig
aan de sensoren te vermijden.
Als de droogloopsensoren niet in de
vloeistof zijn ondergedompeld, dan kan
N.B.
de pomp niet inschakelen.
12.7 Controleren/vervangen van de
asafdichting
Om er zeker van te zijn dat de asafdichting intact is
dient de olie te worden gecontroleerd.
Als de olie meer dan 20 % water bevat, dan kan de
asafdichting defect zijn en moet deze worden ver-
vangen. Als de asafdichting niettemin wordt gebruikt,
dan zal de motor beschadigd raken.
Als de olie helder is, dan kan deze worden herge-
bruikt. Zie ook paragraaf 12. Onderhoud en service.
Zie pagina 544 of 545 voor positienummers.
167