Voorbeeld 3: Dalende barometrische druk
Als de barometrische druk daalt nadat de pomp is
uitgeschakeld, dan registreert de pomp deze daling
als een daling in vloeistofniveau. Het gevolg kan zijn
dat de pomp inschakelt nadat het ingestelde inscha-
kelniveau is bereikt. Zie afb. 9.
Daarom dient de afstand tussen het uitschakelniveau
van de pomp en de instroomopening naar de put ten
minste 50 cm te zijn. Zie afb. 6.
Barometrische druk
Afb. 9
Voorbeeld 3: Dalende barometrische
druk
Waarschuwing
De droogloopbeveiliging van de pomp
is gebaseerd op twee droogloopsenso-
ren die aan beide zijden van de elektro-
nische unit geplaatst zijn. Als een
droogloopsensor een tekort aan water
detecteert, dan schakelt de pomp
onmiddellijk uit en kan niet worden
ingeschakeld voordat de sensoren weer
volledig zijn ondergedompeld.
De sensoren moeten regelmatig worden
gereinigd, afhankelijk van de neerslag
of aanslag op de sensoren in de put.
10.4 Thermische schakelaars
Alle pompen hebben twee sets thermische schake-
laars die zijn opgenomen in de statorwikkelingen.
Wanneer een thermische schakelaar
wordt geactiveerd, dan schakelt de
pomp onmiddellijk uit en wordt niet
ingeschakeld voordat de motorwikke-
lingen voldoende zijn afgekoeld.
Als de pomp niet automatisch opnieuw
inschakelt, dan moet de pomp handma-
N.B.
tig gereset en opnieuw ingeschakeld
worden. Zie paragraaf 11.4 Het resetten
van de pomp.
Als de pomp herhaaldelijk handmatig
opnieuw moet worden ingeschakeld,
neem dan contact op met Grundfos of
een erkend servicebedrijf.
164
Ingesteld inschakel-
niveau
Uitschakelniveau
11. Inschakelen
Waarschuwing
Voordat er aan de pomp wordt gewerkt,
dient u er zeker van te zijn dat de zeke-
ringen zijn verwijderd of dat de
netschakelaar is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat de voedingsspanning
niet per ongeluk kan worden ingescha-
keld.
Wees er zeker van dat alle bescher-
mende apparatuur op een juiste wijze is
aangesloten.
De pomp mag niet drooglopen.
Waarschuwing
Het openen van de spanring terwijl de
pomp is ingeschakeld kan leiden tot
persoonlijk letsel of de dood.
Waarschuwing
De pomp mag niet worden ingescha-
keld als er sprake is van een explosie-
gevaarlijke atmosfeer in de put.
Schakel de pomp onmiddellijk uit in
geval van abnormale geluiden of trillin-
gen vanuit de pomp, of bij een storing
in de pomp of in de voeding.
Voorzichtig
Probeer de pomp niet opnieuw in te
schakelen voordat de oorzaak is gevon-
den en de storing is hersteld.
Als de asafdichtingen vervangen zijn, dan moet het
oliepeil gecontroleerd worden nadat de pomp één
week in bedrijf is geweest. Zie paragraaf
12. Onderhoud en service voor de procedure.
11.1 Voor het inschakelen
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de zekeringen. Controleer of de waaier
vrij kan draaien. Draai de waaier met de hand.
2. Controleer het oliepeil en de oliekwaliteit in de
oliekamer.
Zie ook paragraaf 12.8 Olie verversen.
3. Controleer dat de niveausensor schoon is, en dat
de beschermingskap intact is.
4. Controleer dat de droogloopsensoren schoon
zijn.
5. Open de afsluitkleppen, indien deze zijn aange-
bracht.
6. Laat de pomp in de vloeistof zakken, en plaats de
zekeringen.
7. Controleer dat het systeem is gevuld met vloeistof
en is ontlucht. De pomp ontlucht zichzelf.
8. Schakel de voedingsspanning naar de pomp in.
Nadat de pomp van spanning is voorzien zal deze
inschakelen en verpompen tot aan het droogloopni-
veau. Deze functie kan worden gebruikt om de pomp
te controleren.