De pompen zijn geschikt voor verschillende opstel-
lingstypen die zijn beschreven in paragraaf 8.1 en
8.2.
Alle pomphuizen hebben een gegoten DN 65, PN 10
persflens.
Waarschuwing
Houdt uw handen of gereedschap weg
uit de zuig- of persopening van de
pomp nadat de pomp is aangesloten op
de voedingsspanning, tenzij de pomp is
uitgeschakeld door de zekeringen te
verwijderen of door de netschakelaar
uit te schakelen. Zorg ervoor dat de
voedingsspanning niet per ongeluk kan
worden ingeschakeld.
Waarschuwing
Gebruik alleen de ophangbeugel voor
het tillen van de pomp. Gebruik deze
niet om de pomp in positie te houden
tijdens bedrijf.
We adviseren altijd om toebehoren van
Grundfos te gebruiken om storing als
N.B.
gevolg van onjuiste opstelling te ver-
mijden.
De pompen zijn bedoeld voor bedrijf
met tussenpozen. Bij volledige onder-
dompeling in de verpompte vloeistof
N.B.
kunnen de pompen ook continu
draaien.
Zie paragraaf 11.2 Bedrijfsmodi.
8.1 Ondergedompelde opstelling met
voetbochtkoppeling
Pompen die bestemd zijn voor permanente opstel-
ling kunnen worden gekoppeld aan een stationair
voetbochtsysteem met geleidestangen.
Het voetbochtsysteem vergemakkelijkt onderhoud
en service, aangezien de pomp eenvoudig uit de put
kan worden getild.
De pompen hebben een gegoten DN 65, PN 10 pers-
flens.
Waarschuwing
Voordat u aan de installatieprocedure
begint dient u er zeker van te zijn dat de
atmosfeer in de put niet explosiege-
vaarlijk is.
Zorg ervoor dat het leidingwerk wordt
geïnstalleerd zonder onnodige druk uit
te oefenen. De belasting van het lei-
dingwerk mag niet door de pomp wor-
den gedragen. Wij raden het gebruik
Voorzichtig
van losse flenzen aan om het installe-
ren te vergemakkelijken en om span-
ning op de leidingen bij de flenzen en
bouten te vermijden.
160
Gebruik geen elastische onderdelen of
balgen in het leidingwerk. Gebruik deze
Voorzichtig
onderdelen nooit als een manier om het
leidingwerk uit te lijnen.
Voetbocht met geleidestangen, zie afb. A,
pagina 528.
Ga als volgt te werk:
1. Boor montagegaten voor de beugel van de gelei-
destang binnenin de put en maak de beugel van
de geleidestang provisorisch vast met twee
schroeven.
2. Plaats het voetstuk van de voetbocht op de
bodem van de put. Gebruik een schietlood om de
juiste positionering te bepalen. Maak de voet-
bochtkoppeling met zware keilbouten vast. Als de
bodem van de put ongelijk is, moet het voetstuk
van de voetbocht worden ondersteund zodat
deze recht staat bij het bevestigen.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen
bekende procedures, zonder de leiding te ver-
draaien of onder spanning te zetten.
4. Steek de geleidestangen in de ringen van het
voetstuk van de voetbocht en pas de lengte van
de geleidestangen aan ten opzichte van de
bovenste bevestigingsbeugel.
5. Schroef de provisorisch vastgemaakte beugel
van de geleidestang los, plaats deze boven op de
geleidestangen, en bevestig deze uiteindelijk ste-
vig aan de wand van de put.
De geleidestangen dienen absoluut
geen axiale speling te vertonen, aange-
N.B.
zien dit veel lawaai veroorzaakt als de
pomp in bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening
van de pomp. Schuif daarna de geleideklauw
omlaag langs de geleidestangen, en laat de
pomp in de put zakken door middel van een
geborgde ketting die aan de ophangbeugel van
de pomp is vastgemaakt. Wanneer de pomp het
voetstuk met voetbochtkoppeling bereikt, dan
koppelt de pomp zich vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
9. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een geschikte haak
bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabels niet
geknikt of afgekneld worden.
10. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.